Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gefrieren:
  2. Gefrieren:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor gefrieren (Duits) in het Nederlands

gefrieren:

gefrieren werkwoord

  1. gefrieren
    ijzelen

Vertaal Matrix voor gefrieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ijzelen gefrieren

Synoniemen voor "gefrieren":


Wiktionary: gefrieren

gefrieren
verb
  1. (intransitiv) durch Kälteeinwirkung fest und hart werden, zu Eis erstarren

Cross Translation:
FromToVia
gefrieren bevriezen freeze — become solid due to low temperature

Gefrieren:

Gefrieren

  1. Gefrieren
    invriezen
    • invriezen werkwoord (vries in, vriest in, vroor in, vroren in, ingevroren)

Vertaal Matrix voor Gefrieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invriezen Gefrieren einfrieren; frieren