Duits

Uitgebreide vertaling voor ködern (Duits) in het Nederlands

ködern:

ködern werkwoord (ködere, köderst, ködert, köderte, ködertet, geködert)

  1. ködern
    in de val lokken
    • in de val lokken werkwoord (lok in de val, lokt in de val, lokte in de val, lokten in de val, in de val gelokt)
  2. ködern
    in het nauw brengen
    • in het nauw brengen werkwoord (breng in het nauw, brengt in het nauw, bracht in het nauw, brachten in het nauw, in het nauw gebracht)
  3. ködern (ketten; festschnallen; schnüren; )
    strikken; in de val laten lopen
  4. ködern (herauslocken; verleiten; verlocken; )
    verleiden; lokken; aanlokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken
    • verleiden werkwoord (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)
    • lokken werkwoord (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)
    • aanlokken werkwoord (lok aan, lokt aan, lokte aan, lokten aan, aangelokt)
    • weglokken werkwoord (lok weg, lokt weg, lokte weg, lokten weg, weggelokt)
    • meelokken werkwoord (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)
    • voortlokken werkwoord (lok voort, lokt voort, lokte voort, lokten voort, voortgelokt)
    • verlokken werkwoord (verlok, verlokt, verlokte, verlokten, verlokt)
  5. ködern (herauslocken; heranlocken; mitlocken)
    lokken; tevoorschijn lokken; dichtbijlokken

Conjugations for ködern:

Präsens
  1. ködere
  2. köderst
  3. ködert
  4. köderen
  5. ködert
  6. köderen
Imperfekt
  1. köderte
  2. ködertest
  3. köderte
  4. köderten
  5. ködertet
  6. köderten
Perfekt
  1. habe geködert
  2. hast geködert
  3. hat geködert
  4. haben geködert
  5. habt geködert
  6. haben geködert
1. Konjunktiv [1]
  1. ködere
  2. köderest
  3. ködere
  4. köderen
  5. köderet
  6. köderen
2. Konjunktiv
  1. köderte
  2. ködertest
  3. köderte
  4. köderten
  5. ködertet
  6. köderten
Futur 1
  1. werde ködern
  2. wirst ködern
  3. wird ködern
  4. werden ködern
  5. werdet ködern
  6. werden ködern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ködern
  2. würdest ködern
  3. würde ködern
  4. würden ködern
  5. würdet ködern
  6. würden ködern
Diverses
  1. köder!
  2. ködert!
  3. köderen Sie!
  4. geködert
  5. ködernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ködern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lokken Locken; Verleiten
verleiden Locken; Verleiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
dichtbijlokken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
in de val laten lopen festbinden; festknüpfen; festmachen; festschnallen; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren
in de val lokken ködern
in het nauw brengen ködern
lokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
meelokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
strikken festbinden; festknüpfen; festmachen; festschnallen; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren anbinden; anknöpfen; befestigen; den Mund verbieten; erpressen; festknöpfen; festmachen; knebeln; schnüren; verknoten; zusammenbinden
tevoorschijn lokken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
verleiden bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken Gunst erlangen; Gunst erwerben
verlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
voortlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
weglokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlokken verlocken

Synoniemen voor "ködern":


Wiktionary: ködern

ködern
verb
  1. jemanden oder ein Tier anlocken, in eine Falle locken

Cross Translation:
FromToVia
ködern lokken; aantrekken bait — to attract with bait
ködern lokken; aanhalen; trekken; aantrekken attirertirer, faire venir à soi.