Duits
Uitgebreide vertaling voor keuchen (Duits) in het Nederlands
keuchen:
-
keuchen (schnaufen; hecheln)
-
keuchen (schnaufen)
-
keuchen (außer Atem sein)
buiten adem zijn-
buiten adem zijn werkwoord (ben buiten adem, bent buiten adem, is buiten adem, was buiten adem, waren buiten adem, buiten adem geweest)
-
-
keuchen (ein Schnupfen haben; schnupfen; schnüffeln; schnaufen; schnauben)
een loopneus hebben-
een loopneus hebben werkwoord (heb een loopneus, hebt een loopneus, heeft een loopneus, had een loopneus, hadden een loopneus, een loopneus gehad)
-
Conjugations for keuchen:
Präsens
- keuche
- keuchst
- keucht
- keuchen
- keucht
- keuchen
Imperfekt
- keuchte
- keuchtest
- keuchte
- keuchten
- keuchtet
- keuchten
Perfekt
- habe gekeucht
- hast gekeucht
- hat gekeucht
- haben gekeucht
- habt gekeucht
- haben gekeucht
1. Konjunktiv [1]
- keuche
- keuchest
- keuche
- keuchen
- keuchet
- keuchen
2. Konjunktiv
- keuchte
- keuchtest
- keuchte
- keuchten
- keuchtet
- keuchten
Futur 1
- werde keuchen
- wirst keuchen
- wird keuchen
- werden keuchen
- werdet keuchen
- werden keuchen
1. Konjunktiv [2]
- würde keuchen
- würdest keuchen
- würde keuchen
- würden keuchen
- würdet keuchen
- würden keuchen
Diverses
- keuch!
- keucht!
- keuchen Sie!
- gekeucht
- keuchend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor keuchen:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| blazen | hecheln; keuchen; schnaufen | blasen; flöten; pfeifen |
| buiten adem zijn | außer Atem sein; keuchen | |
| een loopneus hebben | ein Schnupfen haben; keuchen; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnüffeln | |
| hijgen | hecheln; keuchen; schnaufen | |
| puffen | hecheln; keuchen; schnaufen | |
| zwaar ademhalen | keuchen; schnaufen |
Synoniemen voor "keuchen":
Keuchen:
-
Keuchen (Geröchel)
Vertaal Matrix voor Keuchen:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| gehijg | Geröchel; Keuchen |