Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rund:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. rund:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor rund (Duits) in het Nederlands

rund:

rund bijvoeglijk naamwoord

  1. rund (ungefähr; plusminus; geschätzt)
    ongeveer; ruwweg; omstreeks; circa; plusminus; pakweg
  2. rund (um herum; um)
    om
    • om bijvoeglijk naamwoord
  3. rund (gewölbt; aufgebauscht; gespannt; )
    bol; bolstaand

Vertaal Matrix voor rund:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bol Bällchen; Erdball; Erde; Globus; Kopf; Kugel; Köpfchen; Kügelchen; Zwiebel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bol aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; gespannt; gewölbt; prall; rund kugelformig; kugelrund
bolstaand aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; gespannt; gewölbt; prall; rund aufgebauscht; wulstig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circa geschätzt; plusminus; rund; ungefähr
omstreeks geschätzt; plusminus; rund; ungefähr
ongeveer geschätzt; plusminus; rund; ungefähr ungefähr
pakweg geschätzt; plusminus; rund; ungefähr
plusminus geschätzt; plusminus; rund; ungefähr
ruwweg geschätzt; plusminus; rund; ungefähr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
om rund; um; um herum hinsichtlich; wegen

Synoniemen voor "rund":


Wiktionary: rund

rund
adverb
  1. nicht genau bestimmt
adjective
  1. kreisförmig (eben)
  2. kugelförmig (räumlich), ohne Ecken
  3. höflich: mit zu viel Körperfülle gesegnet
  4. störungsfrei, ohne anecken, ohne Fehler laufend
rund
adjective
  1. cirkelvormig

Cross Translation:
FromToVia
rund rond round — circular or cylindrical
rund rond round — spherical
rund dik; mollig; rond round — plump
rund rond; afgerond round — of a number that has been rounded off

Verwante vertalingen van rund



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rund (Nederlands) in het Duits

rund:

rund [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het rund (koe; koebeest)
    die Kuh; Rind; Rindvieh
    • Kuh [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Rind [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Rindvieh [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. het rund (onnozelaar; schapenkop; schaapskop; )
    der Dummkopf; der Gimpel; der Quatschkopf; der Einfaltspinsel; der Schussel; der Trottel; der Dussel; der Schwachkopf; der Hohlkopf; der Strohkopf; der Stümper; der Schafskopf
  3. het rund
    der Ochse
    • Ochse [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rund:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dummkopf druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; domkop; dommerik; domoor; druiloor; dwaas; gek; idioot; mallerd; malloot; minkukel; oen; oliekoek; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; schaapskop; simpele ziel; stommeling; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken; zot; zottin
Dussel druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; dommerik; dromers; druiloor; druiloren; dwaas; idioot; minkukel; oen; oenen; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; schaapskop; simpele ziel; stommeling; sufferd; sufferds; sukkel; sul; sullen; uilenbal; uilskuiken
Einfaltspinsel druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; dommerik; dwaas; idioot; kuiken; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele kerel; onnozole hals; schaap; schaapskop; simpele ziel; uil
Gimpel druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul boffer; bofkont; gelukskind; geluksvogel; goudvink
Hohlkopf druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul domkop; dommerik; domoor; druiloor; oen; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; sul; uilskuiken
Kuh koe; koebeest; rund koe; kuiken; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; uil
Ochse rund os
Quatschkopf druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; veelprater; zwamneus
Rind koe; koebeest; rund rundvee
Rindvieh koe; koebeest; rund rundvee
Schafskopf druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; domkop; dommerik; domoor; dwaas; idioot; kuiken; minkukel; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele kerel; onnozole hals; schaap; schaapskop; simpele ziel; stommeling; sufferd; sufferdje; sukkel; uil; uilenbal; uilskuiken
Schussel druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; dommerik; dwaas; idioot; minkukel; neuroot; neurote; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel; stommeling; sufferd; sukkel; uilenbal; uilskuiken; zenuwlijder; zenuwlijdster; zenuwpees
Schwachkopf druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kuiken; minkukel; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele kerel; onnozole hals; schaap; schaapskop; simpele ziel; stommeling; sufferd; sukkel; sul; uil; uilenbal; uilskuiken
Strohkopf druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul domkop; dommerik; domoor; druiloor; oen; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; sul; uilskuiken
Stümper druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul arme drommel; beunhaas; klungel; klungelaar; klungels; knoeier; knoeipot; koekenbakker; kruk; morser; prutser; prutsers; roffelaar; rommelaar; stakker; stakkerd; stoethaspel; stumper; sukkel; sukkelaar; zielenpiet
Trottel druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kuiken; minkukel; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele kerel; onnozole hals; schaap; schaapskop; simpele ziel; sofvent; stakker; stommeling; stumper; sufferd; sukkel; sul; uil; uilenbal; uilskuiken; zielenpiet

Wiktionary: rund

rund
noun
  1. Wiederkäuer mit paarigen Zehen, ältestes Nutztier des Menschen, Lieferant von Milch, Fleisch, Zugkraft, Talg, Leder, Haaren und Dünger

Cross Translation:
FromToVia
rund Rind; Kuh cow — any domestic bovine regardless of sex or age
rund Ochse bœuf — Mammifère.