Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. salzig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor salzig (Duits) in het Nederlands

salzig:

salzig bijvoeglijk naamwoord

  1. salzig (gesalzen; salzhaltig)
    zoutig; zout
    • zoutig bijvoeglijk naamwoord
    • zout bijvoeglijk naamwoord
  2. salzig (salzhaltig)
    brak
    • brak bijvoeglijk naamwoord
  3. salzig (herzhaft; würzig; pikant; kräftig gewürzt)
    hartig; zoutig
  4. salzig (salzhaltig; gesalzen)
    zout bevattend; zouthoudend

Vertaal Matrix voor salzig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brak Bracke
zout Kochsalz; Küchensalz; Salz
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brak salzhaltig; salzig
hartig herzhaft; kräftig gewürzt; pikant; salzig; würzig eine heftige Debatte; feurig; gepfeffert; gewürzt; gezalzenes; heftige; herzhaft; pikant; scharf; würzig
zout gesalzen; salzhaltig; salzig
zouthoudend gesalzen; salzhaltig; salzig
zoutig gesalzen; herzhaft; kräftig gewürzt; pikant; salzhaltig; salzig; würzig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zout bevattend gesalzen; salzhaltig; salzig

Synoniemen voor "salzig":


Wiktionary: salzig

salzig
adjective
  1. met een relatief hoog zoutpercentage
  2. zout bevattend of zout smakend

Cross Translation:
FromToVia
salzig brak brackish — slightly salty
salzig zout salty — tasting of salt