Duits

Uitgebreide vertaling voor umkommen (Duits) in het Nederlands

umkommen:

umkommen werkwoord (komme um, kommst um, kommt um, kam um, kamt um, umgekommen)

  1. umkommen (sterben; entschlafen; im Sterben liegen; zugrunde gehen)
    overlijden; sterven; vallen; doodgaan; bezwijken; omkomen; sneuvelen; heengaan; wegvallen; inslapen
    • overlijden werkwoord (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
    • sterven werkwoord (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
    • vallen werkwoord (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • doodgaan werkwoord (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • bezwijken werkwoord (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • omkomen werkwoord (kom om, komt om, kwam om, kwamen om, omgekomen)
    • sneuvelen werkwoord (sneuvel, sneuvelt, sneuvelde, sneuvelden, gesneuveld)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • wegvallen werkwoord (val weg, valt weg, viel weg, vielen weg, weggevallen)
    • inslapen werkwoord (slaap in, slaapt in, sliep in, sliepen in, ingeslapen)
  2. umkommen (sterben; entschlafen; verscheiden; hinscheiden; dahingehen)
    overlijden; sterven; doodgaan; kapotgaan; omkomen
    • overlijden werkwoord (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
    • sterven werkwoord (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
    • doodgaan werkwoord (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • kapotgaan werkwoord (ga kapot, gaat kapot, ging kapot, gingen kapot, kapot gegaan)
    • omkomen werkwoord (kom om, komt om, kwam om, kwamen om, omgekomen)
  3. umkommen (im Krieg umkommen)
    in de oorlog omkomen; sneuvelen
  4. umkommen (verunglücken; sterben; schiefgehen; vergehen; untergehen)
    verongelukken
    • verongelukken werkwoord (verongeluk, verongelukt, verongelukte, verongelukten, verongelukt)
  5. umkommen (zusammenbrechen; untergehen; erliegen; zugrunde gehen)
    bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan
    • bezwijken werkwoord (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • in elkaar storten werkwoord
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • te gronde gaan werkwoord (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
  6. umkommen (Hunger leiden; im Sterben liegen; verrecken; )
    verrekken; hongerlijden; verhongeren; hongeren
    • verrekken werkwoord (verrek, verrekt, verrekte, verrekten, verrekt)
    • hongerlijden werkwoord
    • verhongeren werkwoord (verhonger, verhongert, verhongerde, verhongerden, verhongerd)
    • hongeren werkwoord (honger, hongert, hongerde, hongerden, gehongerd)
  7. umkommen (sinken; untergehen; versinken; )
    ondergaan; zinken; onder water gaan
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • zinken werkwoord (zink, zinkt, zonk, zonken, gezonken)
    • onder water gaan werkwoord

Conjugations for umkommen:

Präsens
  1. komme um
  2. kommst um
  3. kommt um
  4. kommen um
  5. kommt um
  6. kommen um
Imperfekt
  1. kam um
  2. kamst um
  3. kam um
  4. kamen um
  5. kamt um
  6. kamen um
Perfekt
  1. bin umgekommen
  2. bist umgekommen
  3. ist umgekommen
  4. sind umgekommen
  5. seid umgekommen
  6. sind umgekommen
1. Konjunktiv [1]
  1. komme um
  2. kommest um
  3. komme um
  4. kommen um
  5. kommet um
  6. kommen um
2. Konjunktiv
  1. käme um
  2. kämest um
  3. käme um
  4. kämen um
  5. kämt um
  6. kämen um
Futur 1
  1. werde umkommen
  2. wirst umkommen
  3. wird umkommen
  4. werden umkommen
  5. werdet umkommen
  6. werden umkommen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde umkommen
  2. würdest umkommen
  3. würde umkommen
  4. würden umkommen
  5. würdet umkommen
  6. würden umkommen
Diverses
  1. komm um!
  2. kommt um!
  3. kommen Sie um!
  4. umgekommen
  5. umkommend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor umkommen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezwijken Aufgeben; Nachgeben
heengaan Abfahren; Abreisen; Weggehen
overlijden Einbüssen; Einstürzen; Sterben
vallen Fallen; Stürzen
wegvallen Ausfall; Fortfall; Wegfall
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezwijken entschlafen; erliegen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen erliegen; unterliegen; vergehen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
doodgaan dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; zugrunde gehen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
heengaan entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abfahren; abkratzen; abreisen; aufbrechen; ausscheiden; austreten; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortfahren; fortgehen; fortreisen; hingehen; hinscheiden; seineZelteabbrechen; sterben; verlassen; verscheiden; versterben; wegfahren; weggehen; wegreisen
hongeren Hunger leiden; hungern; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verrecken; verrenken Hunger leiden; aushungern; hungern; verhungern
hongerlijden Hunger leiden; hungern; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verrecken; verrenken
in de oorlog omkomen im Krieg umkommen; umkommen
in elkaar storten erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen zu Grunde gehen; zusammenbrechen
inslapen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
kapotgaan dahingehen; entschlafen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden entzwei gehen; kaputt gehen; zerbrechen
omkomen dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; zugrunde gehen
onder water gaan einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken
ondergaan einsinken; einstürzen; erliegen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken; zugrunde gehen; zusammenbrechen untergehen; zugrunde gehen
overlijden dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; zugrunde gehen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
sneuvelen entschlafen; im Krieg umkommen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen brechen; entzwei gehen; entzwei reißen; zerbrechen
sterven dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; zugrunde gehen abkratzen; absterben; aussterben; dahingehen; eingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; erlöschen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
te gronde gaan erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen untergehen; zugrunde gehen
vallen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abnehmen; ausrutschen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; fliegen; herabfallen; herunterstürzen; hinfallen; hinunterfallen; hinunterstürzen; kippen; purzeln; rücklaufen; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
verhongeren Hunger leiden; hungern; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verrecken; verrenken Hunger leiden; aushungern; hungern; verhungern
verongelukken schiefgehen; sterben; umkommen; untergehen; vergehen; verunglücken
verrekken Hunger leiden; hungern; im Sterben liegen; krepieren; sterben; umkommen; verrecken; verrenken krepieren; verenden
wegvallen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen
zinken einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken vergehen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zinken aus Zink
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wegvallen ausgeschieden

Synoniemen voor "umkommen":

  • abnippeln; das Zeitliche segnen; davongehen; den Löffel abgeben; entschlafen; ins Gras beißen; sterben; verenden; verscheiden; versterben; von uns gehen; zu Ende gehen
  • abkacken; abkratzen; ableben; abschrammen; dahinscheiden; den Geist aufgeben; den Tod erleiden; hopsgehen; in die Grube fahren; sein Leben lassen; seinen Geist aufgeben; seinen Geist aushauchen; ums Leben kommen

Wiktionary: umkommen

umkommen
verb
  1. bij een gebeurtenis het leven laten

Cross Translation:
FromToVia
umkommen doodgaan; overlijden; sterven die — to stop living
umkommen omkomen; sterven perish — die
umkommen creperen; omkomen; ondergaan; sneuvelen; vergaan; verongelukken périrprendre fin ; cesser d’être.

Verwante vertalingen van umkommen