Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. unwahr:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor unwahr (Duits) in het Nederlands

unwahr:

unwahr bijvoeglijk naamwoord

  1. unwahr (falsch; schief; ungenau; )
    vals; niet echt

Vertaal Matrix voor unwahr:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vals falsch; fehlerhaft; schief; ungenau; unrecht; unrichtig; unwahr; unzutreffend abgefeimt; arg; ausgekocht; boshaft; bösartig; böse; doppelzüngig; durchtrieben; falsch; fingiert; fälschlicherweise; gemein; gerissen; handelen mit schlechten Gedanken; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; listig; mies; niederträchtig; schlecht; schlimm; schofel; schuftig; schurkisch; schweinisch; schäbig; teuflisch; tückisch; verrucht; verräterisch; verschlagen; zornig; zu Unrecht; übel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
niet echt falsch; fehlerhaft; schief; ungenau; unrecht; unrichtig; unwahr; unzutreffend

Synoniemen voor "unwahr":


Wiktionary: unwahr


Cross Translation:
FromToVia
unwahr vals; onwaar; onjuist; fout false — untrue, not factual, wrong