Duits

Uitgebreide vertaling voor versetzen (Duits) in het Nederlands

versetzen:

versetzen werkwoord (versetze, versetzt, versetzte, versetztet, versetzt)

  1. versetzen (rücken; verschieben; umstellen; )
    verplaatsen; opschuiven; verzetten; plaats maken
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • opschuiven werkwoord (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • plaats maken werkwoord (maak plaats, maakt plaats, maakte plaats, maakten plaats, plaats gemaakt)
  2. versetzen (beleihen; verpfänden)
    verpanden; verpatsen; belenen
    • verpanden werkwoord (verpand, verpandt, verpandde, verpandden, verpand)
    • verpatsen werkwoord (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)
    • belenen werkwoord (beleen, beleent, beleende, beleenden, beleend)
  3. versetzen (den Standort verändern; verschieben; umstellen; )
    overplaatsen; standplaats veranderen
  4. versetzen (umsetzen; transponieren)
    anders boeken
    • anders boeken werkwoord (boek anders, boekt anders, boekte anders, boekten anders, anders geboekt)
  5. versetzen (verpflanzen; transplantieren)
    verpoten
    • verpoten werkwoord (verpoot, verpootte, verpootten, verpoot)

Conjugations for versetzen:

Präsens
  1. versetze
  2. versetzt
  3. versetzt
  4. versetzen
  5. versetzt
  6. versetzen
Imperfekt
  1. versetzte
  2. versetztest
  3. versetzte
  4. versetzten
  5. versetztet
  6. versetzten
Perfekt
  1. habe versetzt
  2. hast versetzt
  3. hat versetzt
  4. haben versetzt
  5. habt versetzt
  6. haben versetzt
1. Konjunktiv [1]
  1. versetze
  2. versetzest
  3. versetze
  4. versetzen
  5. versetzet
  6. versetzen
2. Konjunktiv
  1. versetzete
  2. versetzetest
  3. versetzete
  4. versetzeten
  5. versetzetet
  6. versetzeten
Futur 1
  1. werde versetzen
  2. wirst versetzen
  3. wird versetzen
  4. werden versetzen
  5. werdet versetzen
  6. werden versetzen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde versetzen
  2. würdest versetzen
  3. würde versetzen
  4. würden versetzen
  5. würdet versetzen
  6. würden versetzen
Diverses
  1. versetz!
  2. versetzt!
  3. versetzen Sie!
  4. versetzt
  5. versetzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor versetzen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anders boeken transponieren; umsetzen; versetzen
belenen beleihen; verpfänden; versetzen
opschuiven aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen; vor sich her schieben; vorschieben
overplaatsen den Standort verändern; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; überführen; übertragen
plaats maken aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken
standplaats veranderen den Standort verändern; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; überführen; übertragen
verpanden beleihen; verpfänden; versetzen
verpatsen beleihen; verpfänden; versetzen
verplaatsen aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; vertreiben; wegbewegen; wegschaffen; wegtun
verpoten transplantieren; verpflanzen; versetzen
verzetten aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; wehren

Synoniemen voor "versetzen":


Verwante vertalingen van versetzen