Duits

Uitgebreide vertaling voor zu Grunde gehen (Duits) in het Nederlands

zugrunde gehen:

zugrunde gehen werkwoord (gehe zugrunde, gehst zugrunde, geht zugrunde, gang zugrunde, ganget zugrunde, zugrunde gegangen)

  1. zugrunde gehen (sterben; umkommen; entschlafen; im Sterben liegen)
    overlijden; sterven; vallen; doodgaan; bezwijken; omkomen; sneuvelen; heengaan; wegvallen; inslapen
    • overlijden werkwoord (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
    • sterven werkwoord (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
    • vallen werkwoord (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • doodgaan werkwoord (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • bezwijken werkwoord (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • omkomen werkwoord (kom om, komt om, kwam om, kwamen om, omgekomen)
    • sneuvelen werkwoord (sneuvel, sneuvelt, sneuvelde, sneuvelden, gesneuveld)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • wegvallen werkwoord (val weg, valt weg, viel weg, vielen weg, weggevallen)
    • inslapen werkwoord (slaap in, slaapt in, sliep in, sliepen in, ingeslapen)
  2. zugrunde gehen (sich verlaufen; entgleisen; schiefgehen; untergehen)
    verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; de weg kwijtraken
    • verdwalen werkwoord (verdwaal, verdwaalt, verdwaalde, verdwaalden, verdwaald)
    • verkeerd gaan werkwoord
    • verkeerd lopen werkwoord (loop verkeerd, loopt verkeerd, liep verkeerd, liepen verkeerd, verkeerd gelopen)
    • de weg kwijtraken werkwoord (raak de weg kwijt, raakt de weg kwijt, raakte de weg kwijt, raakten de weg kwijt, de weg kwijtgeraakt)
  3. zugrunde gehen (zusammenbrechen; untergehen; erliegen; umkommen)
    bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan
    • bezwijken werkwoord (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • in elkaar storten werkwoord
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • te gronde gaan werkwoord (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
  4. zugrunde gehen (untergehen)
    ondergaan; ten ondergaan; te gronde gaan
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • ten ondergaan werkwoord
    • te gronde gaan werkwoord (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)

Conjugations for zugrunde gehen:

Präsens
  1. gehe zugrunde
  2. gehst zugrunde
  3. geht zugrunde
  4. gehen zugrunde
  5. geht zugrunde
  6. gehen zugrunde
Imperfekt
  1. gang zugrunde
  2. gangest zugrunde
  3. gang zugrunde
  4. gangen zugrunde
  5. ganget zugrunde
  6. gangen zugrunde
Perfekt
  1. bin zugrunde gegangen
  2. bist zugrunde gegangen
  3. ist zugrunde gegangen
  4. sind zugrunde gegangen
  5. seid zugrunde gegangen
  6. sind zugrunde gegangen
1. Konjunktiv [1]
  1. gehe zugrunde
  2. gehest zugrunde
  3. gehe zugrunde
  4. gehen zugrunde
  5. gehet zugrunde
  6. gehen zugrunde
2. Konjunktiv
  1. gänge zugrunde
  2. gängest zugrunde
  3. gänge zugrunde
  4. gängen zugrunde
  5. gänget zugrunde
  6. gängen zugrunde
Futur 1
  1. werde zugrunde gehen
  2. wirst zugrunde gehen
  3. wird zugrunde gehen
  4. werden zugrunde gehen
  5. werdet zugrunde gehen
  6. werden zugrunde gehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zugrunde gehen
  2. würdest zugrunde gehen
  3. würde zugrunde gehen
  4. würden zugrunde gehen
  5. würdet zugrunde gehen
  6. würden zugrunde gehen
Diverses
  1. geh zugrunde!
  2. geht zugrunde!
  3. gehen Sie zugrunde!
  4. zugrunde gegangen
  5. zugrunde gehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zugrunde gehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezwijken Aufgeben; Nachgeben
heengaan Abfahren; Abreisen; Weggehen
overlijden Einbüssen; Einstürzen; Sterben
vallen Fallen; Stürzen
wegvallen Ausfall; Fortfall; Wegfall
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezwijken entschlafen; erliegen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen erliegen; unterliegen; vergehen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
de weg kwijtraken entgleisen; schiefgehen; sich verlaufen; untergehen; zugrunde gehen
doodgaan entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden; versterben
heengaan entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abfahren; abkratzen; abreisen; aufbrechen; ausscheiden; austreten; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortfahren; fortgehen; fortreisen; hingehen; hinscheiden; seineZelteabbrechen; sterben; verlassen; verscheiden; versterben; wegfahren; weggehen; wegreisen
in elkaar storten erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen zu Grunde gehen; zusammenbrechen
inslapen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
omkomen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen dahingehen; entschlafen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden
ondergaan erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken
overlijden entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden; versterben
sneuvelen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen brechen; entzwei gehen; entzwei reißen; im Krieg umkommen; umkommen; zerbrechen
sterven entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abkratzen; absterben; aussterben; dahingehen; eingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; erlöschen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden; versterben
te gronde gaan erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen
ten ondergaan untergehen; zugrunde gehen
vallen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen abnehmen; ausrutschen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; fliegen; herabfallen; herunterstürzen; hinfallen; hinunterfallen; hinunterstürzen; kippen; purzeln; rücklaufen; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
verdwalen entgleisen; schiefgehen; sich verlaufen; untergehen; zugrunde gehen
verkeerd gaan entgleisen; schiefgehen; sich verlaufen; untergehen; zugrunde gehen
verkeerd lopen entgleisen; schiefgehen; sich verlaufen; untergehen; zugrunde gehen abgehen; auffliegen; danebengehen; fehlschlagen; irren; mißlingen; mißraten; scheitern; schiefgehen
wegvallen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wegvallen ausgeschieden

zu Grunde gehen:

zu Grunde gehen werkwoord

  1. zu Grunde gehen (zusammenbrechen)

Vertaal Matrix voor zu Grunde gehen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in elkaar storten zu Grunde gehen; zusammenbrechen erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen
ten gronde gaan zu Grunde gehen; zusammenbrechen

Wiktionary: zu Grunde gehen


Cross Translation:
FromToVia
zu Grunde gehen creperen; omkomen; ondergaan; sneuvelen; vergaan; verongelukken périrprendre fin ; cesser d’être.

Verwante vertalingen van zu Grunde gehen