Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal überschlagen

Vertaal überschlagen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. überschlagen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor überschlagen (Duits) in het Nederlands

überschlagen:

überschlagen werkwoord (überschlage, überschlägst, überschlägt, überschlug, überschlugt, übergeschlagen)

  1. überschlagen (überspringen; übergehen; auslassen; aussetzen)
    overslaan
    • overslaan werkwoord (sla over, slaat over, sloeg over, sloegen over, overgeslagen)
  2. überschlagen (abwägen; veranschlagen; ausmachen; )
    overwegen; afwegen; overdenken
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
  3. überschlagen (berechnen; kalkulieren; ausarbeiten; veranschlagen)
    berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren; uitrekenen
    • berekenen werkwoord (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • becijferen werkwoord (becijfer, becijfert, becijferde, becijferden, becijferd)
    • uitwerken werkwoord (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)
    • calculeren werkwoord (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)
    • uitrekenen werkwoord (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
  4. überschlagen (vorschlagen; raten; suggerieren; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden werkwoord (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • iets aanraden werkwoord

Conjugations for überschlagen:

Präsens
  1. überschlage
  2. überschlägst
  3. überschlägt
  4. überschlagen
  5. überschlagt
  6. überschlagen
Imperfekt
  1. überschlug
  2. überschlugst
  3. überschlug
  4. überschlugen
  5. überschlugt
  6. überschlugen
Perfekt
  1. habe übergeschlagen
  2. hast übergeschlagen
  3. hat übergeschlagen
  4. haben übergeschlagen
  5. habt übergeschlagen
  6. haben übergeschlagen
1. Konjunktiv [1]
  1. überschlage
  2. überschlagest
  3. überschlage
  4. überschlagen
  5. überschlaget
  6. überschlagen
2. Konjunktiv
  1. überschlüge
  2. überschlügest
  3. überschlüge
  4. überschlügen
  5. überschlüget
  6. überschlügen
Futur 1
  1. werde überschlagen
  2. wirst überschlagen
  3. wird überschlagen
  4. werden überschlagen
  5. werdet überschlagen
  6. werden überschlagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde überschlagen
  2. würdest überschlagen
  3. würde überschlagen
  4. würden überschlagen
  5. würdet überschlagen
  6. würden überschlagen
Diverses
  1. überschlag!
  2. überschlagt!
  3. überschlagen Sie!
  5. übergeschlagen
  6. überschlagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor überschlagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen Abwägen; Bedenken
overwegen Abwägen; Bedenken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adviseren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen advisieren; anpreisen; empfehlen; konsultieren; raten
afwegen abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen abwegen; abwägen; aussetzen; auswegen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; mit sorge betrachten; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; überdenken; überlegen
becijferen ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
berekenen ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen achten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen
calculeren ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
iets aanraden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen
ingeven anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen anordnen; anregen; antreiben; aufjagen; begeistern; diktieren; einflößen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; geben; inspirieren; jemandem etwas verabreichen; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; verabreichen; verordnen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorschreiben; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
overdenken abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen ausdenken; aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; brüten; erfinden; ernennen; ersinnen; erwägen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; reflektieren; sich ausdenken; sinnen; spekulieren; überdenken; überlegen
overslaan auslassen; aussetzen; übergehen; überschlagen; überspringen überspringen
overwegen abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen Sitzung halten; abwägen; aussetzen; bedenken; beraten; beratschlagen; beschauen; betrachten; eine Versammlung abhalten; ernennen; erwägen; konferieren; reflektieren; sich beraten; sichberaten; spekulieren; tagen; überdenken; überlegen
raden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; schätzen; vermuten
suggereren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen suggerieren
uitrekenen ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
uitwerken ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen ausarbeiten; genauerumschreiben







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0693 seconde
Page rendered in 1.0 seconds