Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abfeuern:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abfeuern (Duits) in het Nederlands

Abfeuern:

Abfeuern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abfeuern (Schießen)
    schieten; het vuren
    • schieten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vuren [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Abfeuern (Abschießen; Beschießung)
    afvuren; afschieten; schoten lossen

Vertaal Matrix voor Abfeuern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschieten Abfeuern; Abschießen; Beschießung
afvuren Abfeuern; Abschießen; Beschießung
schieten Abfeuern; Schießen
schoten lossen Abfeuern; Abschießen; Beschießung
vuren Abfeuern; Schießen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschieten erschießen; feuern; knallen; lösen; schießen; totschießen
afvuren feuern; knallen; lösen; schießen
schieten feuern; knallen; lösen; schießen
schoten lossen feuern; knallen; lösen; schießen
vuren abdrücken; feuern; knallen; lösen; schießen

Verwante vertalingen van Abfeuern