Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abtrennen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abtrennen (Duits) in het Nederlands

Abtrennen:

Abtrennen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abtrennen (Anfordern; Abheben; Abtreten)
    opvraging; opvragen
  2. Abtrennen (Abschneiden; Abknipsen)
    afknippen
  3. Abtrennen (Abschpalten; Absondern)
    afsnijden
  4. Abtrennen
    lostornen

Vertaal Matrix voor Abtrennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknippen Abknipsen; Abschneiden; Abtrennen
afsnijden Abschpalten; Absondern; Abtrennen
lostornen Abtrennen
opvragen Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern
opvraging Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknippen abschneiden; schneiden
afsnijden abschneiden; schneiden
lostornen abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben
opvragen anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; fordern

Synoniemen voor "Abtrennen":