Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Angreifen (Duits) in het Nederlands

Angreifen:

Angreifen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Angreifen (Anfallen)
    het aanvallen; attaqueren
  2. Angreifen (Ausfall machen)
    een uitval doen
  3. Angreifen (Anfechten; Abstreiten)
    betwisten; aanvechten; bestrijden
  4. Angreifen (Vergewaltigung)
    aanranden

Vertaal Matrix voor Angreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanranden Angreifen; Vergewaltigung
aanvallen Anfallen; Angreifen Herzinfarkte; Herzstillstände; Schlaganfälle
aanvechten Abstreiten; Anfechten; Angreifen
attaqueren Anfallen; Angreifen
bestrijden Abstreiten; Anfechten; Angreifen
betwisten Abstreiten; Anfechten; Angreifen
een uitval doen Angreifen; Ausfall machen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanranden belästigen; beugen; notzüchten; vergewaltigen; verletzen
aanvallen anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen
aanvechten anfechten; angreifen
attaqueren anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen
bestrijden anfechten; angreifen; bekämpfen; bestreiten; fechten; kämpfen; schlagen; streiten
betwisten anfechten; angreifen

Verwante vertalingen van Angreifen