Annoncieren in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Annoncieren:
- advertentie; adverteren; aankondiging; annonceren; annonce; annoncering; aankondigen; melden; bekendmaken

Duits

Uitgebreide vertaling voor Annoncieren (Duits) in het Nederlands

Annoncieren (Anzeige; Annonce; Inserat)
de advertentie; adverteren; de aankondiging; annonceren; de annonce; annoncering
- advertentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- adverteren [znw.] zelfstandig naamwoord
- aankondiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- annonceren [znw.] zelfstandig naamwoord
- annonce [de ~] zelfstandig naamwoord
- annoncering [znw.] zelfstandig naamwoord
Annoncieren (Bekannntmachen; Ankündigen; Ansagen)
aankondigen; het melden; bekendmaken
- aankondigen [znw.] zelfstandig naamwoord
- melden [het ~] zelfstandig naamwoord
- bekendmaken [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aankondigen	Ankündigen; Annoncieren; Ansagen; Bekannntmachen	Ankündigen; Ansagen
aankondiging	Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat	Ankündigung; Ausruf; Ausrufung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Benachrichtigung; Bericht; Kundgebung; Meldung; Mitteilung; Nachricht; Verkündigung; Verlautbarung; Veröffentlichung
advertentie	Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat	Anzeige; Werbung
adverteren	Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat
annonce	Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat
annonceren	Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat
annoncering	Annonce; Annoncieren; Anzeige; Inserat
bekendmaken	Ankündigen; Annoncieren; Ansagen; Bekannntmachen
melden	Ankündigen; Annoncieren; Ansagen; Bekannntmachen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aankondigen		annoncieren; inserieren; verkünden
adverteren		annoncieren; anzeigen; inserieren
annonceren		annoncieren; anzeigen; inserieren; verkünden
bekendmaken		bekanntgeben; bekanntmachen; proklamieren; verkünden; verkündigen; veröffentlichen
melden		berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben