Anspruchslosigkeit in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Anspruchslosigkeit:
- voorkomendheid; gedienstige handeling; dienst; gedienstigheid; pretentieloosheid; bescheidenheid; soberheid; eenvoud; simpelheid

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anspruchslosigkeit (Duits) in het Nederlands

Anspruchslosigkeit:

Anspruchslosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Anspruchslosigkeit (Zuvorkommendheit; Dienstbereitschaft; Dienstbarkeit; Gefügigkeit; Gefälligkeit; Entgegenkommen; Dienstfertigkeit; Wohlwollen; Gehorsam; Folgsamkeit; Bescheidenheit; Genügsamkeit)
de voorkomendheid; gedienstige handeling; de dienst; de gedienstigheid
- voorkomendheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gedienstige handeling [znw.] zelfstandig naamwoord
- dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gedienstigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anspruchslosigkeit (Bescheidenheit; Einfalt; Schlichtheit; Genügsamkeit)
de pretentieloosheid; de bescheidenheid
- pretentieloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bescheidenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Anspruchslosigkeit (Schlichtheit; Einfalt; Einfachheit; Bescheidenheit)
de soberheid; de eenvoud; de simpelheid
- soberheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- eenvoud [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- simpelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Anspruchslosigkeit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bescheidenheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfalt; Genügsamkeit; Schlichtheit	Anspruchslosheit; Bescheidenheit; Untertänigkeit; Unterwürfigkeit
dienst	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit	Dienst; Dienstpflicht; Dienststelle; Gefälligkeit; Gottesdienst; Gunst; Institut; Messe; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Zuwendung
eenvoud	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfachheit; Einfalt; Schlichtheit	Bescheidenheit; Einfachheit; Einfalt; Einfältigkeit; Genügsamkeit; Gutgläubigkeit; Kindlichkeit; Naivität; Natürlichkeit
gedienstige handeling	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit
gedienstigheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit	Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
pretentieloosheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfalt; Genügsamkeit; Schlichtheit	Anspruchslosheit; Bescheidenheit
simpelheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfachheit; Einfalt; Schlichtheit	Albernheit; Bescheidenheit; Einfachheit; Einfalt; Einfältigkeit; Geistlosigkeit; Genügsamkeit; Gutgläubigkeit; Kindlichkeit; Naivität; Schlichtheit; Unschuld
soberheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfachheit; Einfalt; Schlichtheit
voorkomendheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit

Synoniemen voor "Anspruchslosigkeit":

Bescheidenheit; Genügsamkeit

Remove Ads

Vertaal Anspruchslosigkeit van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Anspruchslosigkeit (Duits) in het Nederlands

Anspruchslosigkeit:

Anspruchslosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Anspruchslosigkeit (Zuvorkommendheit; Dienstbereitschaft; Dienstbarkeit; Gefügigkeit; Gefälligkeit; Entgegenkommen; Dienstfertigkeit; Wohlwollen; Gehorsam; Folgsamkeit; Bescheidenheit; Genügsamkeit)

die Anspruchslosigkeit (Bescheidenheit; Einfalt; Schlichtheit; Genügsamkeit)

die Anspruchslosigkeit (Schlichtheit; Einfalt; Einfachheit; Bescheidenheit)

Vertaal Matrix voor Anspruchslosigkeit:

Synoniemen voor "Anspruchslosigkeit":