Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Arsch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Arsch (Duits) in het Nederlands

Arsch:

Arsch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Arsch (Hintern; Gesäß)
    de kont; de bibs; het achterwerk; het achterste; de billen; het zitvlak; zitwerk
    • kont [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bibs [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord, mv.
    • achterwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • achterste [het ~] zelfstandig naamwoord
    • billen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zitvlak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zitwerk [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. der Arsch (Anus; Schließmuskel; Hintern)
    de anus; de aars; het gat
    • anus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aars [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Arsch (Hintern)
    het staartstuk; de stuit
    • staartstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Arsch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aars Anus; Arsch; Hintern; Schließmuskel
achterste Arsch; Gesäß; Hintern Letzte
achterwerk Arsch; Gesäß; Hintern
anus Anus; Arsch; Hintern; Schließmuskel
bibs Arsch; Gesäß; Hintern
billen Arsch; Gesäß; Hintern
gat Anus; Arsch; Hintern; Schließmuskel Aufmachung; Bresche; Dorf; Einschlag; Einschläge; Einschnitt; Kerbe; Leck; Loch; Nest; Ort; Platz; Riß; Spalte; undichte Stelle; Öffnung
kont Arsch; Gesäß; Hintern
staartstuk Arsch; Hintern Endstücke; Schwanzstücke
stuit Arsch; Hintern Kreuz; Kreuz Anatomie
zitvlak Arsch; Gesäß; Hintern
zitwerk Arsch; Gesäß; Hintern
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterste Hintergestellte; hintere; letzte

Synoniemen voor "Arsch":


Wiktionary: Arsch

Arsch
noun
  1. umgangssprachlich, vulgär: für Hinterteil, Po, Gesäß
Arsch
noun
  1. de billen, het achterwerk
  2. kont, billen

Cross Translation:
FromToVia
Arsch reet; kont ass — buttocks
Arsch hoerenjong; bastaard bastard — contemptible etc. person
Arsch kont butt — buttocks
Arsch lul dick — highly contemptible person
Arsch achterste; bips; kont; zitvlak cul — Le derrière, les fesses d’un humain