Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Ausführen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausführen (Duits) in het Nederlands

Ausführen:

Ausführen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ausführen (Folge)
    gevolg geven aan; het gevolg; het gehoor

Vertaal Matrix voor Ausführen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehoor Ausführen; Folge Publikum
gevolg Ausführen; Folge Ausschlag; Auswirkung; Effekt; Ergebnis; Folge; Folgerung; Gefolge; Hinkriegen; Hofgefolge; Hofhaltung; Hofstaat; Konsequenz; Resultat; Schaffen; Troß; Wirkung
gevolg geven aan Ausführen; Folge
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevolg geven aan befolgen; folgen; gehorchen; nachfolgen; nachkommen

Verwante vertalingen van Ausführen