Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bäcker:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bäcker (Duits) in het Nederlands

Bäcker:

Bäcker [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bäcker (Brotbäcker)
    de bakker; de broodbakker
    • bakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • broodbakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bäcker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakker Brotbäcker; Bäcker
broodbakker Brotbäcker; Bäcker

Wiktionary: Bäcker

Bäcker
noun
  1. Handwerker, der Backwaren wie Brot, Kuchen usw. herstellt

Cross Translation:
FromToVia
Bäcker bakker baker — person who bakes and sells bread, etc
Bäcker bakker boulanger — Personne dont le métier est de fabriquer le pain.