Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Dächer (Duits) in het Nederlands

Dächer:

Dächer [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Dächer
    de daken; huisbedekkingen
  2. Dächer (Kabriolettkappen; Persening)
    de cabrioletkappen

Dächer [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dächer (Überdachungen; Schutzdächer)
    de overkappingen; de overdekkingen

Vertaal Matrix voor Dächer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cabrioletkappen Dächer; Kabriolettkappen; Persening
daken Dächer
huisbedekkingen Dächer
overdekkingen Dächer; Schutzdächer; Überdachungen
overkappingen Dächer; Schutzdächer; Überdachungen