Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Einschlag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Einschlag (Duits) in het Nederlands

Einschlag:

Einschlag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Einschlag (Bresche; Loch; Öffnung; Einschläge; Aufmachung)
    de bres; de opening; het gat
    • bres [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Einschlag (Buchumschlag; Umschlag; Einband)
    de boekomslag; de omslag; de kaft
    • boekomslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kaft [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Einschlag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boekomslag Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag
bres Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung
gat Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung Anus; Arsch; Dorf; Einschnitt; Hintern; Kerbe; Leck; Loch; Nest; Ort; Platz; Riß; Schließmuskel; Spalte; undichte Stelle
kaft Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag
omslag Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Kuvert; Schutzumschlag; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung
opening Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung Anfang; Anfangen; Aussparung; Beginn; Einleitung; Einschnitt; Eröffnung; Falz; Furche; Grube; Höhle; Höhlung; Kerbe; Kluft; Loch; Rille; Rinne; Riß; Schlitz; Spalte; Start; Türöffnung; Zwischenraum; Öffnung

Synoniemen voor "Einschlag":


Wiktionary: Einschlag

Einschlag
noun
  1. draden van het weefgetouw

Cross Translation:
FromToVia
Einschlag inslag; botsing impact — the force or energy of a collision of two objects