Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Fehler

Vertaal Fehler van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Fehler:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fehler (Duits) in het Nederlands

Fehler:

Fehler [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Fehler (Irrtum; Versehen)
    de fout; de vergissing; de misgreep; de dwaling; de misslag; het abuis
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vergissing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dwaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • abuis [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Fehler (Irrtum; Falschheit; Fehlschlag; Schnitzer)
    de fout; de onjuistheid; de feil; incorrectheid
  3. der Fehler (Fehlgriff; Irrtum; Mißerfolg; )
    de vergissing; de fout; de misgreep; de misslag; de misrekening; het misverstand; de blunder; de misstap; de misser
    • vergissing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misrekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misverstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Fehler (Defekt)
    het gebrek; de fout; de feil
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • feil [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Fehler (Defekt)
    het defect; machinedefect; de fout; het gebrek; het mankement; het euvel
    • defect [het ~] zelfstandig naamwoord
    • machinedefect [znw.] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • mankement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • euvel [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Fehler (Irrtum; Fehlschlag; Schnitzer; )
    de fout; de misstap
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. der Fehler (Mißlingen; Fehlschläge; Mißerfolg; )
    de mislukking; het echec; de flop; de afgang; het fiasco; de misser
    • mislukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • echec [het ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • afgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • fiasco [het ~] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. der Fehler (Dummheit; Schnitzer; Fehlschlag; )
    de blunder; de flater
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • flater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. der Fehler (Brüller; Irrtum; Schnitzer)
    de blunder; de domheid; de misgreep; de giller; de flater
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • domheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • giller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • flater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. der Fehler
    de fout
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
  11. der Fehler
    de fout; de bug
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bug [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  12. der Fehler
    de bug
    • bug [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Fehler bijvoeglijk naamwoord

  1. Fehler (fehlerhaft; ausgefallen)
    mislukt

Vertaal Matrix voor Fehler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abuis Fehler; Irrtum; Versehen
afgang Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Blamage; Böschung; Gefälle; Hang; Hügel; Pleite
blunder Bock; Brüller; Dummheit; Enormität; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Irrtum; Mangel; Mißerfolg; Mißgriff; Schnitzer; Schwäche; Verfehlung; Verirrung; Versehen; Verstoß Dummheit; Schnitzer
bug Fehler
defect Defekt; Fehler
domheid Brüller; Fehler; Irrtum; Schnitzer
dwaling Fehler; Irrtum; Versehen Abirrung; Abschweifen; Abschweifung
echec Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern
euvel Defekt; Fehler Übel
feil Defekt; Falschheit; Fehler; Fehlschlag; Irrtum; Schnitzer
fiasco Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Enttäuschung; Ernüchterung; Rückschlag
flater Bock; Brüller; Dummheit; Enormität; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Irrtum; Mangel; Mißerfolg; Mißgriff; Schnitzer; Schwäche; Verfehlung; Verirrung; Versehen; Verstoß
flop Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Enttäuschung; Ernüchterung; Rückschlag
fout Defekt; Falschheit; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Schnitzer; Verfehlung; Versehen
gebrek Defekt; Fehler Abweichung; Armut; Bedürftigkeit; Defekt; Defizit; Elend; Ermangelung; Fehlbetrag; Fehlmenge; Gebrechen; Handikap; Hinfälligkeit; Kargheit; Knappheit; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Not; Schwachheit; Schwäche; Spärlichkeit; körperliches Gebrechen; Ärmlichkeit
giller Brüller; Fehler; Irrtum; Schnitzer
incorrectheid Falschheit; Fehler; Fehlschlag; Irrtum; Schnitzer
machinedefect Defekt; Fehler
mankement Defekt; Fehler Übel
misgreep Brüller; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Schnitzer; Verfehlung; Versehen
mislukking Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern
misrekening Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Verfehlung; Versehen Enttäuschung; Ernüchterung; Rückschlag
misser Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Mißlingen; Reinfall; Scheitern; Verfehlung; Versehen Fehlschuß
misslag Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Verfehlung; Versehen Enttäuschung; Ernüchterung; Rückschlag
misstap Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Schnitzer; Verfehlung; Versehen
misverstand Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Verfehlung; Versehen Kommunikationsstörung; Mißverständnis; Schluß
onjuistheid Falschheit; Fehler; Fehlschlag; Irrtum; Schnitzer
vergissing Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschuß; Irrtum; Mißerfolg; Mißgriff; Verfehlung; Versehen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abuis falsch; im Irrtum
defect außer Gebrauch; defekt; entzwei; gebrochen; in Stücken; kaputt; schadhaft; zerbrochen; zerrissen
fout falsch; fehlerhaft; unrichtig; verkehrt; verschmitzt
mislukt Fehler; ausgefallen; fehlerhaft

Synoniemen voor "Fehler":


Wiktionary: Fehler

Fehler
noun
  1. vergissing, onjuistheid
Cross Translation:
FromToVia
• Fehler → bug ↔ bug — problem that needs fixing (especially in computing)
• Fehler → afwijking; fout ↔ error — difference between a measured or calculated value and a true one
• Fehler → onjuistheid; vergissing; fout ↔ error — mistake
• Fehler → vergissing; blunder; misverstand; fout; onjuistheid ↔ mistake — an error (1)
• Fehler → flater; verwarring ↔ bévue — Erreur commise par ignorance ou par inadvertance.
• Fehler → abuis; fout; dwaling; vergissing ↔ erreur — faux opinion ; fausse doctrine.
• Fehler → afwezigheid; euvel; gebrek; tekortkoming; gemis; tekort; manco; mankement ↔ insuffisance — état de ce qui est insuffisant.
• Fehler → afwezigheid; euvel; gebrek; tekortkoming; gemis; tekort; manco; mankement ↔ manque — absence, défaut, fait de manquer.
• Fehler → ontbering; afwezigheid; euvel; gebrek; tekortkoming; gemis; tekort; manco; mankement ↔ privation — perte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.
• Fehler → ongelijk ↔ tort — État de celui qui n’a pas le droit, la raison de son côté. (Sens général).

Verwante vertalingen van Fehler







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1102 seconde
Page rendered in 1.0 seconds