Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gipfelpunkt:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gipfelpunkt (Duits) in het Nederlands

Gipfelpunkt:

Gipfelpunkt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gipfelpunkt (Zentrumspitze; Gipfel; Berggipfel)
    de spits; de centrumspits
  2. der Gipfelpunkt (Gipfel)
    hoogste punt; de kruin; de top
    • hoogste punt [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kruin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Gipfelpunkt
    het culminatiepunt
  4. der Gipfelpunkt (Hügelgipfel; Gipfel)
    de heuveltop

Vertaal Matrix voor Gipfelpunkt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
centrumspits Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Zentrumspitze
culminatiepunt Gipfelpunkt
heuveltop Gipfel; Gipfelpunkt; Hügelgipfel
hoogste punt Gipfel; Gipfelpunkt Gipfel; Spitze
kruin Gipfel; Gipfelpunkt
spits Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Zentrumspitze Außenstürmer; Flügelstürmer; Hauptverkehrsstunde; Stoßzeit; Verkehrsspitze
top Gipfel; Gipfelpunkt Berggipfel; Giebelspitze; Gipfel; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Nock; Nocken; Spitze
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spits clever; gescheit; gewitzt; pfiffig; schlau; spitz; zugespitzt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
top erstklassig; erstrangig; herausragend; oberst; oberste; vortrefflich; vorzüglich

Synoniemen voor "Gipfelpunkt":