Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Handikap:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Handikap (Duits) in het Nederlands

Handikap:

Handikap [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Handikap (Abweichung; Defekt)
    de handicap; de afwijking; het gebrek
    • handicap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • afwijking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Handikap (körperliches Gebrechen; Gebrechen; Ermangelung)
    de handicap; het gebrek; het lichaamsgebrek

Vertaal Matrix voor Handikap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwijking Abweichung; Defekt; Handikap Abweichung
gebrek Abweichung; Defekt; Ermangelung; Gebrechen; Handikap; körperliches Gebrechen Armut; Bedürftigkeit; Defekt; Defizit; Elend; Ermangelung; Fehlbetrag; Fehler; Fehlmenge; Gebrechen; Hinfälligkeit; Kargheit; Knappheit; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Not; Schwachheit; Schwäche; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
handicap Abweichung; Defekt; Ermangelung; Gebrechen; Handikap; körperliches Gebrechen
lichaamsgebrek Ermangelung; Gebrechen; Handikap; körperliches Gebrechen