Duits

Uitgebreide vertaling voor Herr (Duits) in het Nederlands

Herr:

Herr [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Herr (Herrscher; Fürst; König; Gebieter)
    de heer; de soeverein; de heerser; de machthebber
    • heer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • soeverein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • heerser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • machthebber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Herr
    de meneer
    • meneer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Herr (mein Herr)
    de mijnheer
    • mijnheer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Herr (Chef; Fürst; Vorgesetzte; )
    de baas; de superieur; de meester; de meerdere; de patroon
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • superieur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meerdere [de ~] zelfstandig naamwoord
    • patroon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. der Herr (Gottheit; Göttlichkeit; Allmächtiger)
    de god; de godheid; de goddelijkheid
    • god [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • godheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • goddelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. der Herr (Monarch; König; Herrscher; )
    de koning; de monarch; de heerser; de soeverein; de vorst
    • koning [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • monarch [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • heerser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • soeverein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vorst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. der Herr (Himmelsvater; Allmächtiger)
    de hemelvader
  8. der Herr (Subjekt)
    het sujet; het heerschap; de vent
    • sujet [het ~] zelfstandig naamwoord
    • heerschap [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. der Herr (Kammerdiener; Hausdiener; Geselle; )
    de kamerdienaar; herenknecht; kamerbediende; de butler

Vertaal Matrix voor Herr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baas Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Boss; Chef; Führer; Gebieter; Gewalthaber; Hauptmann; Herrscher; Vorgesetzte; Vorsteher
butler Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
god Allmächtiger; Gottheit; Göttlichkeit; Herr Gott; Götzenbild
goddelijkheid Allmächtiger; Gottheit; Göttlichkeit; Herr
godheid Allmächtiger; Gottheit; Göttlichkeit; Herr
heer Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König Allmächtiger; Gott; Heiliger Vater; Herrgott
heerschap Herr; Subjekt
heerser Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch
hemelvader Allmächtiger; Herr; Himmelsvater
herenknecht Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
kamerbediende Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
kamerdienaar Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
koning Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch
machthebber Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
meerdere Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Klosteroberin; Klostervorsteherin
meester Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Altmeister; Ausbilder; Erzieher; Führer; Gebieter; Gewalthaber; Herr Lehrer; Herrscher; Jurist; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Maestro; Maschinemeister; Maschinist; Meister; Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige; Schulmeister; Zunftmeister
meneer Herr
mijnheer Herr; mein Herr
monarch Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch
patroon Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Dessin; Kugelpatrone; Modellblatt; Motiv; Muster; Schnittmuster; Schutzpatron; Zeichnung
soeverein Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch Alleinherrscher; Diktator; Fürst; Herrscher; Hoheit; Majestät
sujet Herr; Subjekt
superieur Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Klosteroberin; Klostervorsteherin
vent Herr; Subjekt Bruder; Bursche; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Geselle; Kerl; Kerlchen; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Typ; Weib; männliche Person
vorst Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch Fürst; Herrscher; Hoheit; Majestät
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
soeverein souverän
superieur ausgezeichnet; hervorragend; sublim; vollkommen; vortrefflich; vorzüglich
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
patroon Muster
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
meerdere mehrere; unterschiedliche; verschiedenartige; verschiedene

Synoniemen voor "Herr":

  • Hr.

Wiktionary: Herr

Herr
noun
  1. mit bestimmtem Artikel: andere Bezeichnung für den Gott Israels, im Neuen Testament oft auch für Jesus
  2. jemand, der eine fast vollständige Kontrolle über Dinge oder Personen hat (früher insbesondere ein Adliger)
  3. Anrede für einen Mann
  4. höfliche Bezeichnung für einen Mann
Herr
noun
  1. een aanspreektitel voor een man
  2. de heer des huizes

Cross Translation:
FromToVia
Herr Heer Lord — God
Herr Onze Lieve Heer Lord — Jesus
Herr Lord Lord — British aristocratic title
Herr heer gentleman — man of breeding
Herr meneer gentleman — polite term for a man
Herr heren gentleman — polite form of address to men
Herr landheer lord — aristocrat, man of high rank
Herr heer; man man — adult male human
Herr meneer mister — title of adult male
Herr meneer; mijnheer sir — address to any male, especially if his name or proper address is unknown
Herr heer monsieurapostrophe permettant de s’adresser de façon polie à un homme (un client, un professeur, un passant, etc.).

Verwante vertalingen van Herr