Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Kötel:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kötel (Duits) in het Nederlands

Kötel:

Kötel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kötel (Kacke; Pup; Schmutz; )
    de poep; de schijt; de stront; de drek; de kak
    • poep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schijt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stront [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kötel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drek Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz Abfall; Dreck; Kot; Mist; Müll; Schmutz
kak Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
poep Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
schijt Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
stront Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz