Duits

Uitgebreide vertaling voor Kot (Duits) in het Nederlands

Kot:

Kot [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kot (Kacke; Pup; Schmutz; )
    de poep; de schijt; de stront; de drek; de kak
    • poep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schijt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stront [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Kot (Scheiße)
    stuk poep; het uitwerpsel; de keutel; de hoop; de drol
    • stuk poep [znw.] zelfstandig naamwoord
    • uitwerpsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • keutel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Kot (Schmutz; Dreck; Mist)
    de drek; de smurrie; de prut
    • drek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smurrie [de ~] zelfstandig naamwoord
    • prut [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Kot (Fäkalien; Ausscheidungen; Kacke; Dreck; Exkremente)
    de feces; de beer; de fecaliën; de excrementen; de uitscheiding; de uitwerpselen

Vertaal Matrix voor Kot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beer Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot Bär; Eber; Raubtier; Teddybär; großer Mann
drek Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz Abfall; Müll
drol Kot; Scheiße Bausch; Dickerchen; Dickwanst; Dreckskerl; Fettsack; Fettsäcke; Kugel; Pfropf; kleine und dicke Person
excrementen Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot
fecaliën Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot
feces Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot
hoop Kot; Scheiße Anhäufung; Ansammlung; Aufhäufung; Berg; Erwarten; Erwartung; Haufen; Horde; Häufung; Klumpen; Masse; Menge; Schar; Stapel; Stoß; Truppe; Zusammenrottung; große Masse
kak Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
keutel Kot; Scheiße
poep Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
prut Dreck; Kot; Mist; Schmutz Kaffeesatz; Matsch; Schlamm; Schlick
schijt Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
smurrie Dreck; Kot; Mist; Schmutz
stront Ausscheidung; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot; Kötel; Mist; Pup; Schmutz
stuk poep Kot; Scheiße
uitscheiding Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot
uitwerpsel Kot; Scheiße
uitwerpselen Ausscheidungen; Dreck; Exkremente; Fäkalien; Kacke; Kot

Synoniemen voor "Kot":


Wiktionary: Kot

Kot
noun
  1. uitwerpsel, ontlasting
  2. uitgescheiden afvalstoffen van mens of dier

Cross Translation:
FromToVia
Kot uitwerpselen excrement — animal solid waste
Kot faeces; uitwerpselen feces — digested waste material discharged from the bowels
Kot slijk; modder; smurrie mud — mixture of soil and water
Kot stoelgang stool — excrement