Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Mißbrauch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mißbrauch (Duits) in het Nederlands

Mißbrauch:

Mißbrauch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Mißbrauch (Missbrauch; Schändung; Schädigung)
    het misbruik; oneigenlijk gebruik
  2. der Mißbrauch (unmäßiger Gebrauch; Missbrauch)
    het misbruik; overdadig gebruik

Vertaal Matrix voor Mißbrauch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
misbruik Missbrauch; Mißbrauch; Schädigung; Schändung; unmäßiger Gebrauch
oneigenlijk gebruik Missbrauch; Mißbrauch; Schädigung; Schändung
overdadig gebruik Missbrauch; Mißbrauch; unmäßiger Gebrauch

Wiktionary: Mißbrauch


Cross Translation:
FromToVia
Mißbrauch misbruik abuse — corrupt practice
Mißbrauch verkeerd gebruik; misbruik abuse — improper usage
Mißbrauch misbruik abuse — sexual violation or assault