Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schieber:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schieber (Duits) in het Nederlands

Schieber:

Schieber [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schieber (Schmierfink; Stümper; Schwindler; Schmierer; Sudler)
    de knoeipot; morser
    • knoeipot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • morser [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schieber:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knoeipot Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler
morser Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler

Synoniemen voor "Schieber":


Wiktionary: Schieber


Cross Translation:
FromToVia
Schieber ondersteek bedpan — chamber pot used while still in bed
Schieber accapareur; opkoper accapareur — Celui, celle qui accaparer.