Schlucker in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Schlucker:
- bliksemschicht; bliksemslag; bliksem; flits; bliksemflits; ongelukkige; stumpers; stakkers; verzwelger

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schlucker (Duits) in het Nederlands

der Schlucker (Blitz; Schlag; Strahl)
de bliksemschicht; de bliksemslag; de bliksem; de flits; de bliksemflits
- bliksemschicht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bliksemslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bliksem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- flits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bliksemflits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Schlucker (unglückliche; Ärmste)
ongelukkige
- ongelukkige [znw.] zelfstandig naamwoord
der Schlucker (arme Schlucker)
de stumpers; de stakkers
- stumpers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- stakkers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
der Schlucker (Verschlinger)
verzwelger
- verzwelger [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bliksem	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl	Blitz; Himmelsfeuer; Wetterleuchten
bliksemflits	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
bliksemschicht	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
bliksemslag	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl
flits	Blitz; Schlag; Schlucker; Strahl	Blitz; Blitzlicht; Lichtsignal; Lichtzeichen; Strahl
ongelukkige	Schlucker; unglückliche; Ärmste
stakkers	Schlucker; arme Schlucker
stumpers	Schlucker; arme Schlucker
verzwelger	Schlucker; Verschlinger

Alki; Alkoholiker; Alkoholkranker; Gamma-Trinker; Schluckspecht; Säufer; Trinker; Trunkenbold; Trunksüchtiger; Zecher; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ