Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schoß:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schoß (Duits) in het Nederlands

Schoß:

Schoß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schoß (Haus; Häuser; Gebäude)
    het huis; het perceel; het pand
    • huis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • perceel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schoß (Gebäude; Haus; Pfand; )
    het gebouw; het bouwwerk; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schoß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouwwerk Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand
gebouw Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand Gebäude; Haus
huis Gebäude; Haus; Häuser; Schoß Heim; Häuschen; Hütte; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause
pand Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gebäude; Gewähr; Haus; Pfand; Sicherheit; Unterpfand
perceel Gebäude; Haus; Häuser; Schoß Baugelände; Bauland; Baustelle; Bereich; Ebene; Einsatz; Einsätze; Fläche; Gebiet; Gebäude; Gelände; Grundstück; Haus; Häuser; Kavelung; Parzelle; Posten
schoot Gebärmutter; Mutterleib; Mutterschoß; Riegel; Schuß; Sprößling; Trieb
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
bovenbenen Schoß
schoot Schoß

Wiktionary: Schoß

Schoß
noun
  1. der die Hüfte bedeckende Teil der Kleidung
  2. die beim Sitzen durch Unterleib und Oberschenkel gebildete Körperpartie
Schoß
noun
  1. de bovenkant van de dijen van iemand die zit

Cross Translation:
FromToVia
Schoß schoot lap — the upper legs of a seated person
Schoß baarmoeder womb — uterus
Schoß boezem; schoot sein — Traductions à trier suivant le sens