Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Staffel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Staffel (Duits) in het Nederlands

Staffel:

Staffel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Staffel
    de estafette
  2. die Staffel (Staffelstellung)
    de echelon; de geleding; de laag
    • echelon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geleding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • laag [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Staffel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
echelon Staffel; Staffelstellung
estafette Staffel
geleding Staffel; Staffelstellung Gelenk; Glied
laag Staffel; Staffelstellung Abriß; Belag; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Schicht; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laag alltäglich; banal; dürftig; einfach; falsch; fühllos; gehässig; gemein; gering; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; landläufig; mies; niederträchtig; niedrig; nierderträchtig; platt; schamlos; schmählich; schofel; schuftig; schwach; schweinisch; schäbig; schändlich; tief; trivial; tückisch; verrucht; verächtlich; von niedrigem Niveau; winzig

Synoniemen voor "Staffel":


Wiktionary: Staffel

Staffel
noun
  1. rente berekend over een bedrag op een rekening-courant over de periode tussen twee wijzigingen

Cross Translation:
FromToVia
Staffel graad; mate; trap degréespace compris entre deux marches d’un escalier.
Staffel opstapje; opstap; tree; treeplank; trede; rit; tocht marcheensemble de pas réalisés pour se déplacer.
Staffel jaargetijde; seizoen saisondivision en quatre de l’année : printemps, été, automne et hiver.
Staffel bank; bok; ezel; stellage; rek; schraag; stander; werkbank établi — Table destinée au travail de certains métiers manuels