Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Umkreis:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Umkreis (Duits) in het Nederlands

Umkreis:

Umkreis [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Umkreis (Umgebung)
    de omstreken
    • omstreken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. der Umkreis (Kontur; Umriß)
    de omtrek; de contour; de omlijning
    • omtrek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • contour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omlijning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. der Umkreis (Bezirk; Region; Gegend; Umgebung; Zone)
    rayon van een bedrijf; de rayon

Vertaal Matrix voor Umkreis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contour Kontur; Umkreis; Umriß
omlijning Kontur; Umkreis; Umriß
omstreken Umgebung; Umkreis
omtrek Kontur; Umkreis; Umriß Form; Gegend; Kontur; Umgebung; Umriß; Umwelt
rayon Bezirk; Gegend; Region; Umgebung; Umkreis; Zone Bereich; Bezirk; Gebiet; Gegend; Glanzstoff; Kunstseide; Landstrich; Ort; Provinz; Rechtsgebiet; Region; Reyon; Zone
rayon van een bedrijf Bezirk; Gegend; Region; Umgebung; Umkreis; Zone
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
rayon Gebiet

Synoniemen voor "Umkreis":


Wiktionary: Umkreis


Cross Translation:
FromToVia
Umkreis bereik; omvang compass — area