Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Zügel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zügel (Duits) in het Nederlands

Zügel:

Zügel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zügel (Halsband; Leine; Zaum; Longe)
    de leiband; de halsband
    • leiband [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • halsband [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Zügel (Zaum; Lenkseil)
    de teugel; de toom; het leidsel
    • teugel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leidsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Zügel (Zaum)
    de breidel
    • breidel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zügel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zügel (Zäume)
    de leidsels; de teugels
    • leidsels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • teugels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Zügel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
breidel Zaum; Zügel
halsband Halsband; Leine; Longe; Zaum; Zügel
leiband Halsband; Leine; Longe; Zaum; Zügel
leidsel Lenkseil; Zaum; Zügel
leidsels Zäume; Zügel
teugel Lenkseil; Zaum; Zügel Gurt; Gürtel; Leine; Riemen
teugels Zäume; Zügel
toom Lenkseil; Zaum; Zügel Joch

Synoniemen voor "Zügel":


Wiktionary: Zügel

Zügel
noun
  1. der Bereich zwischen Schnabel und Auge des Vogelgefieders
  2. Riemen oder Seil, mit dem man Reittiere lenkt
Zügel
noun
  1. riem of koord voor het besturen van dieren

Cross Translation:
FromToVia
Zügel teugel rein — strap or rope
Zügel breidel; teugel; toom bride — équitation|fr harnais placé sur la tête du cheval et destiné à l’arrêter ou à le diriger, selon la volonté du cavalier.