Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Zielsetzung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zielsetzung (Duits) in het Nederlands

Zielsetzung:

Zielsetzung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zielsetzung
    de doelstelling
  2. die Zielsetzung (Zweck; Ziel)
    het doel; de inzet; het streven; het doeleinde
    • doel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • streven [het ~] zelfstandig naamwoord
    • doeleinde [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zielsetzung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doel Ziel; Zielsetzung; Zweck Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bedeutung; Bestimmung; Bezwecken; Endziel; Endzweck; Erstreben; Reisebestimmung; Sinn; Ziel; Zielpunkt; Zielscheibe; Zielwert
doeleinde Ziel; Zielsetzung; Zweck
doelstelling Zielsetzung Ziel
inzet Ziel; Zielsetzung; Zweck Anfang; Anfangen; Beginn; Einleitung; Einsatz; Ergebenheit; Eröffnung; Geldeinlage; Hingabe; Hingebung; Pool; Spielgeld; Start; Treue; Verwendung; Widmung; Übergabe
streven Ziel; Zielsetzung; Zweck Ambition; Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bemühen; Bestreben; Bezwecken; Ehrgeiz; Eifer; Erstreben; Streben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
streven anstreben; bestreben; erstreben; trachten

Synoniemen voor "Zielsetzung":


Wiktionary: Zielsetzung

Zielsetzung
noun
  1. een gewenste situatie waar naar toe gewerkt wordt