Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- ausgewählt:
- auswählen:
-
Wiktionary:
- auswählen → uitkiezen
- auswählen → uitkiezen, kiezen, aannemen, accepteren, ontvangen, als zoon aannemen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen, aanwijzen, uitduiden, sorteren, selecteren, afzonderen, scheiden, afscheiden, schiften
Duits
Uitgebreide vertaling voor ausgewählt (Duits) in het Nederlands
ausgewählt:
-
ausgewählt (lieb; ergeben; teuer; wert)
favoriete; dierbaar; lievelings; geselecteerd; verkoren; toegenegen-
favoriete bijvoeglijk naamwoord
-
dierbaar bijvoeglijk naamwoord
-
lievelings bijvoeglijk naamwoord
-
geselecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
verkoren bijvoeglijk naamwoord
-
toegenegen bijvoeglijk naamwoord
-
-
ausgewählt (ausgesucht; auserlesen)
geselecteerd; uitgekozen; uitgezocht-
geselecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgekozen bijvoeglijk naamwoord
-
uitgezocht bijvoeglijk naamwoord
-
-
ausgewählt (auserkoren; ausgesucht; ausgelesen; auserwählt; auserlesen)
geselecteerd; waaraan voorkeur is gegeven; verkozen; uitgezocht-
geselecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
waaraan voorkeur is gegeven bijvoeglijk naamwoord
-
verkozen bijvoeglijk naamwoord
-
uitgezocht bijvoeglijk naamwoord
-
-
ausgewählt (sortiert; ausgesucht)
-
ausgewählt (auserkoren; gewählt; auserwählt; bevorzugt; ausgelesen)
uitverkoren-
uitverkoren bijvoeglijk naamwoord
-
-
ausgewählt (ausgezeichnet; vortrefflich; tipp-topp; erstklassig; ausgelesen; tadellos; hervorragend; herausragend; fabelhaft; vorzüglich; edel; ausgesucht; auserlesen)
hoogwaardig; perfect; prima; van goede kwaliteit-
hoogwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
perfect bijvoeglijk naamwoord
-
prima bijvoeglijk naamwoord
-
van goede kwaliteit bijvoeglijk naamwoord
-
-
ausgewählt (vortrefflich; ausgezeichnet; perfekt; hervorragend; erstklassig; tadellos; fehlerfrei; sublim; herausragend; tipp-topp; vorzüglich; vollkommen; ausgesucht; ausgelesen; formidabel; top; auserlesen; edel)
uitstekend; volmaakt; uitmuntend; voortreffelijk; perfect; patent-
uitstekend bijvoeglijk naamwoord
-
volmaakt bijvoeglijk naamwoord
-
uitmuntend bijvoeglijk naamwoord
-
voortreffelijk bijvoeglijk naamwoord
-
perfect bijvoeglijk naamwoord
-
patent bijvoeglijk naamwoord
-
-
ausgewählt (ausgelesen; ausgesucht)
Vertaal Matrix voor ausgewählt:
Synoniemen voor "ausgewählt":
auswählen:
-
auswählen (selektieren; heraussuchen; sieben; herauspicken; sichten; auslesen; sortieren)
kiezen; selecteren; uitzoeken; uitkiezen; uitpikken; selectie toepassen; schiften; ziften-
selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
-
auswählen (selektieren; auslesen)
verkiezen; uitverkiezen; selectie toepassen-
selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
-
auswählen (auslesen; ablesen; sortieren; sieben; sichten; verlesen; heraussuchen; herauspicken)
-
auswählen (entwirren; aussuchen; heraussuchen; erforschen; ausfransen; trennen; ergründen; herauspicken; erkunden; zupfen; entziffern; klauben; entknoten; sammeln; auflösen; forschen; sieben; sortieren; sichten; rupfen; stochern; auslesen; selektieren; auskundschaften; enträtseln; aussondern; zerfasern; ausfädeln; aufknöpfen; ausfasern; auseinanderfasern; aufknoten; aufdröseln)
-
auswählen
Conjugations for auswählen:
Präsens
- wähle aus
- wählst aus
- wählt aus
- wählen aus
- wählt aus
- wählen aus
Imperfekt
- wählte aus
- wähltest aus
- wählte aus
- wählten aus
- wähltet aus
- wählten aus
Perfekt
- habe ausgewählt
- hast ausgewählt
- hat ausgewählt
- haben ausgewählt
- habt ausgewählt
- haben ausgewählt
1. Konjunktiv [1]
- wähle aus
- wählest aus
- wähle aus
- wählen aus
- wählet aus
- wählen aus
2. Konjunktiv
- wählte aus
- wähltest aus
- wählte aus
- wählten aus
- wähltet aus
- wählten aus
Futur 1
- werde auswählen
- wirst auswählen
- wird auswählen
- werden auswählen
- werdet auswählen
- werden auswählen
1. Konjunktiv [2]
- würde auswählen
- würdest auswählen
- würde auswählen
- würden auswählen
- würdet auswählen
- würden auswählen
Diverses
- wähl aus!
- wählt aus!
- wählen Sie aus!
- ausgewählt
- auswählend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor auswählen:
Synoniemen voor "auswählen":
Wiktionary: auswählen
auswählen
Cross Translation:
verb
auswählen
-
(transitiv) sich für eine von mehreren Möglichkeiten entscheiden
- auswählen → uitkiezen
Cross Translation: