Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ausgezackt:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ausgezackt (Duits) in het Nederlands

ausgezackt:

ausgezackt bijvoeglijk naamwoord

  1. ausgezackt (gerändelt; zackig)
    gezaagd
  2. ausgezackt (zackig; gerändelt)
    getand; tanden hebbend
  3. ausgezackt (zackig; gerändelt)
    kartelig

Vertaal Matrix voor ausgezackt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
getand ausgezackt; gerändelt; zackig gerändelt; gezahnt; gezähnt; kantig
gezaagd ausgezackt; gerändelt; zackig
kartelig ausgezackt; gerändelt; zackig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tanden hebbend ausgezackt; gerändelt; zackig