Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor auspumpen (Duits) in het Nederlands

auspumpen:

auspumpen werkwoord (pumpe aus, pumpst aus, pumpt aus, pumpte aus, pumptet aus, ausgepumpt)

  1. auspumpen (leer pumpen)
    uitpompen; leegpompen
    • uitpompen werkwoord (pomp uit, pompt uit, pompte uit, pompten uit, uitgepompt)
    • leegpompen werkwoord (pomp leeg, pompt leeg, pompte leeg, pompten leeg, leeggepompt)
  2. auspumpen (ermüden; erschöpfen; fertigmachen; ermatten; entkräften)
    uitputten; vermoeien; slopen; afmatten; moe maken
    • uitputten werkwoord (put uit, putte uit, putten uit, uitgeput)
    • vermoeien werkwoord (vermoei, vermoeit, vermoeide, vermoeiden, vermoeid)
    • slopen werkwoord (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • afmatten werkwoord (mat af, matte af, matten af, afgemat)
    • moe maken werkwoord (maak moe, maakt moe, maakte moe, maakten moe, moe gemaakt)
  3. auspumpen (entlehnen; leihen; ziehen; )
    ontlenen; lenen
    • ontlenen werkwoord (ontleen, ontleent, ontleende, ontleenden, ontleend)
    • lenen werkwoord (leen, leent, leende, leenden, geleend)

Conjugations for auspumpen:

Präsens
  1. pumpe aus
  2. pumpst aus
  3. pumpt aus
  4. pumpen aus
  5. pumpt aus
  6. pumpen aus
Imperfekt
  1. pumpte aus
  2. pumptest aus
  3. pumpte aus
  4. pumpten aus
  5. pumptet aus
  6. pumpten aus
Perfekt
  1. habe ausgepumpt
  2. hast ausgepumpt
  3. hat ausgepumpt
  4. haben ausgepumpt
  5. habt ausgepumpt
  6. haben ausgepumpt
1. Konjunktiv [1]
  1. pumpe aus
  2. pumpest aus
  3. pumpe aus
  4. pumpen aus
  5. pumpet aus
  6. pumpen aus
2. Konjunktiv
  1. pumpte aus
  2. pumptest aus
  3. pumpte aus
  4. pumpten aus
  5. pumptet aus
  6. pumpten aus
Futur 1
  1. werde auspumpen
  2. wirst auspumpen
  3. wird auspumpen
  4. werden auspumpen
  5. werdet auspumpen
  6. werden auspumpen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde auspumpen
  2. würdest auspumpen
  3. würde auspumpen
  4. würden auspumpen
  5. würdet auspumpen
  6. würden auspumpen
Diverses
  1. pump aus!
  2. pumpt aus!
  3. pumpen Sie aus!
  4. ausgepumpt
  5. auspumpend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor auspumpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmatten Abmühen; Anstrengen
uitputten Abmühen; Anstrengen
vermoeien Abmühen; Anstrengen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmatten auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen
leegpompen auspumpen; leer pumpen
lenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen ausleihen
moe maken auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen
ontlenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen
slopen auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; aushöhlen; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; ganz kaputt und auseinander holen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern
uitpompen auspumpen; leer pumpen
uitputten auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen erlahmen; ermatten; ermüden; erschlaffen; schwach werden; schwächer werden
vermoeien auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen ermatten; ermüden; erschöpfen

Synoniemen voor "auspumpen":