Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bemogeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor bemogeln (Duits) in het Nederlands

bemogeln:

bemogeln werkwoord (bemogele, bemogelst, bemogelt, bemogelte, bemogeltet, bemogelt)

  1. bemogeln (beschwindeln; übertölpeln)
    afzetten; bedotten; tillen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • bedotten werkwoord (bedot, bedotte, bedotten, bedot)
    • tillen werkwoord (til, tilt, tilde, tilden, getild)
  2. bemogeln (beschummeln; betrügen; prellen; )
    neppen
    • neppen werkwoord (nep, nept, nepte, nepten, genept)
  3. bemogeln (betrügen; bescheißen; beschwindeln; )
    bedonderen; bezwendelen
    • bedonderen werkwoord (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)
    • bezwendelen werkwoord (bezwendel, bezwendelt, bezwendelde, bezwendelden, bezwendeld)
  4. bemogeln (beschwindeln; betrügen; prellen; )
    verneuken
    • verneuken werkwoord (verneuk, verneukt, verneukte, verneukten, verneukt)

Conjugations for bemogeln:

Präsens
  1. bemogele
  2. bemogelst
  3. bemogelt
  4. bemogelen
  5. bemogelt
  6. bemogelen
Imperfekt
  1. bemogelte
  2. bemogeltest
  3. bemogelte
  4. bemogelten
  5. bemogeltet
  6. bemogelten
Perfekt
  1. habe bemogelt
  2. hast bemogelt
  3. hat bemogelt
  4. haben bemogelt
  5. habt bemogelt
  6. haben bemogelt
1. Konjunktiv [1]
  1. bemogele
  2. bemogelest
  3. bemogele
  4. bemogelen
  5. bemogelet
  6. bemogelen
2. Konjunktiv
  1. bemogelte
  2. bemogeltest
  3. bemogelte
  4. bemogelten
  5. bemogeltet
  6. bemogelten
Futur 1
  1. werde bemogeln
  2. wirst bemogeln
  3. wird bemogeln
  4. werden bemogeln
  5. werdet bemogeln
  6. werden bemogeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bemogeln
  2. würdest bemogeln
  3. würde bemogeln
  4. würden bemogeln
  5. würdet bemogeln
  6. würden bemogeln
Diverses
  1. bemogel!
  2. bemogelt!
  3. bemogelen Sie!
  4. bemogelt
  5. bemogelend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bemogeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten Amputation; Amputieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten bemogeln; beschwindeln; übertölpeln abgrenzen; absetzen; abstecken; abstellen; abwerfen; abzäunen; amputieren; ausmachen; ausschalten; aussteigen lassen; begrenzen; beschwindeln; betrogen werden; betrügen; einfassen; einhegen; einsäumen; einzäunen; festlegen; hereinlegen; jemanden prellen; neppen; prellen; schmeißen; stillsetzen; stoppen; säumen; trassieren; umranden; umzäunen; verarschen; werfen; zum Stillstand bringen; übervorteilen
bedonderen begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; prellen; übervorteilen beschwindeln; hereinlegen; verarschen
bedotten bemogeln; beschwindeln; übertölpeln
bezwendelen begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; hinters Licht führen; prellen; übervorteilen
neppen begaunern; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; neppen; prellen; übervorteilen
tillen bemogeln; beschwindeln; übertölpeln anheben; aufheben; ausheben; emporheben; erheben; heben; hinaufbringen; hochheben; hochnehmen; hochziehen
verneuken ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; hintergehen; prellen; verladen; übervorteilen

Synoniemen voor "bemogeln":