Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor berühren (Duits) in het Nederlands

berühren:

berühren werkwoord (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)

  1. berühren (anrühren)
    aanraken; voelen
    • aanraken werkwoord (raak aan, raakt aan, raakte aan, raakten aan, aangeraakt)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
  2. berühren (betreffen; treffen; rühren; )
    betreffen; aangaan; raken
    • betreffen werkwoord (betref, betreft, betrof, betroffen, betroffen)
    • aangaan werkwoord (ga aan, gaat aan, ging aan, gingen aan, aangegaan)
    • raken werkwoord (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  3. berühren (treffen; schlagen; erregen; )
    treffen; beroeren; raken
    • treffen werkwoord (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • beroeren werkwoord (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
    • raken werkwoord (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  4. berühren (treffen; anrühren; bewegen)
    treffen; ontroeren
    • treffen werkwoord (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • ontroeren werkwoord (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)
    raken
    – hem een klap, schot of stoot toebrengen 1
    • raken werkwoord (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
      • de kogel raakte hem in de schouder1
  5. berühren (anstoßen; klopfen; ticken; )
    aantikken; kloppen; tikken; aankloppen
    • aantikken werkwoord (tik aan, tikt aan, tikte aan, tikten aan, aangetikt)
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • tikken werkwoord (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)
    • aankloppen werkwoord (klop aan, klopt aan, klopte aan, klopten aan, aangeklopt)
  6. berühren (leicht berühren; anrühren; streifen; )
    aanstippen; aanroeren; even aanraken
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aanroeren werkwoord (roer aan, roert aan, roerde aan, roerden aan, aangeroerd)
    • even aanraken werkwoord (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
  7. berühren (antupfen; tupfen; leicht berühren)
    aanstippen; aantippen; tippen
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aantippen werkwoord
    • tippen werkwoord (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)

Conjugations for berühren:

Präsens
  1. berühre
  2. berührst
  3. berührt
  4. berühren
  5. berührt
  6. berühren
Imperfekt
  1. berührte
  2. berührtest
  3. berührte
  4. berührten
  5. berührtet
  6. berührten
Perfekt
  1. habe berührt
  2. hast berührt
  3. hat berührt
  4. haben berührt
  5. habt berührt
  6. haben berührt
1. Konjunktiv [1]
  1. berühre
  2. berührest
  3. berühre
  4. berühren
  5. berühret
  6. berühren
2. Konjunktiv
  1. berührte
  2. berührtest
  3. berührte
  4. berührten
  5. berührtet
  6. berührten
Futur 1
  1. werde berühren
  2. wirst berühren
  3. wird berühren
  4. werden berühren
  5. werdet berühren
  6. werden berühren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde berühren
  2. würdest berühren
  3. würde berühren
  4. würden berühren
  5. würdet berühren
  6. würden berühren
Diverses
  1. berühr!
  2. berührt!
  3. berühren Sie!
  4. berührt
  5. berührend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor berühren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangaan Betreffen
aankloppen Anklopfen
aanraken Anrühren
aantikken Anklopfen; Anschlagen
betreffen Betreffen
kloppen Klopfen
raken Treffen
tikken Klapsen
treffen Begegnung; Treffen; Zusammenkunft; Zusammentreffen
voelen Abtasten; Anfühlen; Fühlen; Tasten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangaan antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen Belange haben; anfangen; angehen; anknöpfen; beginnen; betreffen; gehen um; starten
aankloppen abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen
aanraken anrühren; berühren
aanroeren anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
aanstippen anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
aantikken abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen
aantippen antupfen; berühren; leicht berühren; tupfen
beroeren antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen
betreffen antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen angehen; betreffen; gehen um
even aanraken anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
kloppen abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen aufgehen; decken; gleichen; hinkommen; passen; richtig sein; schwabbeln; stimmen; übereinstimmen
ontroeren anrühren; berühren; bewegen; treffen ergreifen; rühren
raken anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen anrühren; ansprechen; beeinflußen; enden; hingelangen; hinkommen; rühren; treffen
tikken abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen auf der Schreibmaschine schreiben; tippen
tippen antupfen; berühren; leicht berühren; tupfen informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
treffen anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen anrühren; ansprechen; beeinflußen; begegnen; enden; entgegen; hingelangen; hinkommen; rühren; sich treffen; treffen
voelen anrühren; berühren abtasten; anfassen; befühlen; bemerken; beobachten; betasten; durchmachen; einfühlen; einleben; entdecken; erfahren; erkennen; erleben; feststellen; fühlen; merken; mitleben; sehen; spüren; tasten; wahrnehmen

Synoniemen voor "berühren":


Wiktionary: berühren

berühren
verb
  1. fysiek contact maken met iets
  2. gevoelens van medeleven, vertedering of getroffenheid oproepen
  3. een klap, schot of stoot toebrengen
  4. emoties opwekken

Cross Translation:
FromToVia
berühren aanraken contact — touch physically
berühren aanraken; beroeren; raken touch — make physical contact with
berühren raken; aanraken; beroeren toucher — Mettre la main sur quelque chose

Verwante vertalingen van berühren