Duits

Uitgebreide vertaling voor einlegen (Duits) in het Nederlands

einlegen:

einlegen werkwoord (lege ein, legst ein, legt ein, legte ein, legtet ein, eingelegt)

  1. einlegen (konservieren; einmachen)
    conserveren; inleggen
    • conserveren werkwoord (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)
    • inleggen werkwoord (leg in, legt in, legde in, legden in, ingelegd)
  2. einlegen (marinieren; zubereiten; konservieren)
    marineren; toebereiden
    • marineren werkwoord (marineer, marineert, marineerde, marineerden, gemarineerd)
    • toebereiden werkwoord (bereid toe, bereidt toe, bereidde toe, bereidden toe, toebereid)
  3. einlegen (einfügen; einschließen; fügen)
    invoegen; inleggen; tussenleggen
    • invoegen werkwoord (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)
    • inleggen werkwoord (leg in, legt in, legde in, legden in, ingelegd)
    • tussenleggen werkwoord (leg tussen, legt tussen, legde tussen, legden tussen, tussengelegd)
  4. einlegen (einbüchsen; einmachen; konservieren; einkochen)
    inmaken; inblikken; in blik conserveren
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • inblikken werkwoord (blik in, blikt in, blikte in, blikten in, ingeblikt)
  5. einlegen (einmachen; einkochen)
    inmaken
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
  6. einlegen (einpökeln; einsalzen; konservieren; einmachen; einkochen)
    opzouten; inmaken; inpekelen; inzouten
    • opzouten werkwoord (zout op, zoutte op, zoutten op, opgezouten)
    • inmaken werkwoord (maak in, maakt in, maakte in, maakten in, ingemaakt)
    • inpekelen werkwoord (pekel in, pekelt in, pekelde in, pekelden in, ingepekeld)
    • inzouten werkwoord (zout in, zoutte in, zoutten in, ingezouten)
  7. einlegen (mobilisieren; einsetzen; setzen; )
    mobiliseren
    • mobiliseren werkwoord (mobiliseer, mobiliseert, mobiliseerde, mobiliseerden, gemobiliseerd)
  8. einlegen (hineinpassen; einschließen; schalten; )
    inpassen; passen in
    • inpassen werkwoord (pas in, past in, paste in, pasten in, ingepast)
    • passen in werkwoord
  9. einlegen (salzen; konservieren; einmachen; )
    zouten
    • zouten werkwoord (zout, zoutte, zoutten, gezouten)
  10. einlegen (einschalten)
    tussenlassen
    • tussenlassen werkwoord (las tussen, last tussen, laste tussen, lasten tussen, tussengelast)
  11. einlegen
    koppelen
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)

Conjugations for einlegen:

Präsens
  1. lege ein
  2. legst ein
  3. legt ein
  4. legen ein
  5. legt ein
  6. legen ein
Imperfekt
  1. legte ein
  2. legtest ein
  3. legte ein
  4. legten ein
  5. legtet ein
  6. legten ein
Perfekt
  1. habe eingelegt
  2. hast eingelegt
  3. hat eingelegt
  4. haben eingelegt
  5. habt eingelegt
  6. haben eingelegt
1. Konjunktiv [1]
  1. lege ein
  2. legest ein
  3. lege ein
  4. legen ein
  5. leget ein
  6. legen ein
2. Konjunktiv
  1. legte ein
  2. legtest ein
  3. legte ein
  4. legten ein
  5. legtet ein
  6. legten ein
Futur 1
  1. werde einlegen
  2. wirst einlegen
  3. wird einlegen
  4. werden einlegen
  5. werdet einlegen
  6. werden einlegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einlegen
  2. würdest einlegen
  3. würde einlegen
  4. würden einlegen
  5. würdet einlegen
  6. würden einlegen
Diverses
  1. leg ein!
  2. legt ein!
  3. legen Sie ein!
  4. eingelegt
  5. einlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einlegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen Ankuppeln
marineren Marinieren
toebereiden Zubereiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conserveren einlegen; einmachen; konservieren aufbewahren; aufheben; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; erhalten; instandhalten; konservieren; wahren
in blik conserveren einbüchsen; einkochen; einlegen; einmachen; konservieren
inblikken einbüchsen; einkochen; einlegen; einmachen; konservieren
inleggen einfügen; einlegen; einmachen; einschließen; fügen; konservieren
inmaken einbüchsen; einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren einbüchsen; einkochen; einmachen; konservieren
inpassen einbauen; einbetten; einflechten; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einschalten; einschließen; einweben; hineinpassen; schalten hereinpassen; sich zu Hause fühlen; sichgewöhnen
inpekelen einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren
invoegen einfügen; einlegen; einschließen; fügen Einfügemodus; Einfügen; auf eine neue Fahrbar wechseln; einblenden; einfuhren; einfügen; einordnen; einschalten; einschieben; einsetzen; einstechen; fugen; hineinstecken; schalten
inzouten einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren
koppelen einlegen Link; Verknüpfen; andocken; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; fügen; ketten; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknüpfen; verkuppeln; zuordnen; zusammenfügen; zusammenlegen
marineren einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten
mobiliseren anfangen; bieten; einführen; einlassen; einlegen; einsetzen; hantieren; mobilisieren; mobilmachen; setzen
opzouten einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren
passen in einbauen; einbetten; einflechten; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einschalten; einschließen; einweben; hineinpassen; schalten
toebereiden einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten kochen; zubereiten
tussenlassen einlegen; einschalten
tussenleggen einfügen; einlegen; einschließen; fügen
zouten einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren; salzen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen Kopplung; Verlinkung

Synoniemen voor "einlegen":


Wiktionary: einlegen


Cross Translation:
FromToVia
einlegen inmaken pickle — to preserve food in a salt, sugar or vinegar solution
einlegen inleggen; inmaken; konfijten confire — Faire cuire dans un sirop, une liqueur, une graisse, certains aliments en vue de leur conservation. La substance choisir pénétrer alors l’aliment et s’y incorporer.

Verwante vertalingen van einlegen