Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal einschalten

Vertaal einschalten van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. einschalten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor einschalten (Duits) in het Nederlands

einschalten:

einschalten werkwoord (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)

  1. einschalten (anschalten)
    inschakelen; aanzetten; aandoen; starten; aanmaken
    • inschakelen werkwoord (schakel in, schakelt in, schakelde in, schakelden in, ingeschakeld)
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • aandoen werkwoord (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
    • starten werkwoord (start, startte, startten, gestart)
    • aanmaken werkwoord (maak aan, maakt aan, maakte aan, maakten aan, aangemaakt)
  2. einschalten (betätigen; in Funktion setzen)
    in werking stellen; opstarten
    • in werking stellen werkwoord (stel in werking, stelt in werking, stelde in werking, stelden in werking, in werking gesteld)
    • opstarten werkwoord (start op, startte op, startten op, opgestart)
  3. einschalten
    inschakelen; aandoen; aandraaien
    • inschakelen werkwoord (schakel in, schakelt in, schakelde in, schakelden in, ingeschakeld)
    • aandoen werkwoord (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
    • aandraaien werkwoord (draai aan, draait aan, draaide aan, draaiden aan, aangedraaid)
  4. einschalten (auf eine neue Fahrbar wechseln; einsetzen; einfügen; )
    invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan
  5. einschalten (einlegen)
    tussenlassen
    • tussenlassen werkwoord (las tussen, last tussen, laste tussen, lasten tussen, tussengelast)
  6. einschalten (anfangen zu arbeiten)
    beginnen te werken; beginnen met werk
  7. einschalten (einblenden; einfügen; einstechen; hineinstecken; fugen)
    invoegen; inbrengen
    • invoegen werkwoord (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)
    • inbrengen werkwoord (breng in, brengt in, bracht in, brachten in, ingebracht)
  8. einschalten (hineinpassen; einschließen; schalten; )
    inpassen; passen in
    • inpassen werkwoord (pas in, past in, paste in, pasten in, ingepast)
    • passen in werkwoord

Conjugations for einschalten:

Präsens
  1. schalte ein
  2. schaltest ein
  3. schaltet ein
  4. schalten ein
  5. schaltet ein
  6. schalten ein
Imperfekt
  1. schaltete ein
  2. schaltetest ein
  3. schaltete ein
  4. schalteten ein
  5. schaltetet ein
  6. schalteten ein
Perfekt
  1. habe eingeschaltet
  2. hast eingeschaltet
  3. hat eingeschaltet
  4. haben eingeschaltet
  5. habt eingeschaltet
  6. haben eingeschaltet
1. Konjunktiv [1]
  1. schalte ein
  2. schaltest ein
  3. schalte ein
  4. schalten ein
  5. schaltet ein
  6. schalten ein
2. Konjunktiv
  1. schaltete ein
  2. schaltetest ein
  3. schaltete ein
  4. schalteten ein
  5. schaltetet ein
  6. schalteten ein
Futur 1
  1. werde einschalten
  2. wirst einschalten
  3. wird einschalten
  4. werden einschalten
  5. werdet einschalten
  6. werden einschalten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einschalten
  2. würdest einschalten
  3. würde einschalten
  4. würden einschalten
  5. würdet einschalten
  6. würden einschalten
Diverses
  1. schalt ein!
  2. schaltet ein!
  3. schalten Sie ein!
  5. eingeschaltet
  6. einschaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einschalten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen Ankleiden; Anlegen; Anziehen
aanmaken Anfertigen; Anfertigung; Erzeugung; Herstellen; Verfertigung; Vorbereitung; Zubereitung
aanzetten Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben
inbrengen Einbringen; Hineinbringen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen anschalten; einschalten ankleiden; anlegen; anrichten; anstiften; antun; anziehen; auslösen; bewirken; herbeiführen; kleiden; sichanziehen; verursachen
aandraaien einschalten andrehen; anschrauben; anziehen; festdrehen; festschrauben
aanmaken anschalten; einschalten anmachen; anstechen; anzünden; entzünden; feuern; inBrandstecken; licht anstecken; zünden
aanzetten anschalten; einschalten abschleifen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufpeitschen; aufputschen; aufreizen; aufstacheln; aufwiegeln; ermutigen; fördern; hetzen; schleifen; schärfen; stimulieren; wetzen
beginnen met werk anfangen zu arbeiten; einschalten
beginnen te werken anfangen zu arbeiten; einschalten
in werking stellen betätigen; einschalten; in Funktion setzen
inbrengen einblenden; einfügen; einschalten; einstechen; fugen; hineinstecken Geld einbringen; beitragen; einbringen; einfuhren; einfädeln; einführen; entgegenhalten; entgegnen; hineintun; introduzieren; vorbringen
inpassen einbauen; einbetten; einflechten; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einschalten; einschließen; einweben; hineinpassen; schalten hereinpassen; sich zu Hause fühlen; sichgewöhnen
inschakelen anschalten; einschalten aktivieren; zulassen
invoegen auf eine neue Fahrbar wechseln; einblenden; einfügen; einordnen; einschalten; einschieben; einsetzen; einstechen; fugen; hineinstecken; schalten Einfügemodus; Einfügen; einfuhren; einfügen; einlegen; einschließen; fügen
opstarten betätigen; einschalten; in Funktion setzen starten
overgaan op nieuwe rijbaan auf eine neue Fahrbar wechseln; einfügen; einordnen; einschalten; einschieben; einsetzen; schalten
passen in einbauen; einbetten; einflechten; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einschalten; einschließen; einweben; hineinpassen; schalten
starten anschalten; einschalten Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anfangen; anheben; anschneiden; aufnehmen; aufwerfen; beginnen; einleiten; einläuten; einsetzen; starten
tussenlassen einlegen; einschalten
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opstarten Bootstrap; Starten

Synoniemen voor "einschalten":


Wiktionary: einschalten

einschalten
verb
  1. iets in werking stellen
  2. tussenbeide komen
adverb
  1. tussenbeide komen
Cross Translation:
FromToVia
• einschalten → inschakelen; in staat stellen ↔ enable — to make able
• einschalten → aanzetten; inschakelen ↔ switch on — to turn a switch to the "on" position







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0307 seconde
Page rendered in 1.0 seconds