Duits

Uitgebreide vertaling voor entspringen (Duits) in het Nederlands

entspringen:

entspringen werkwoord (entspringe, entspringst, entspringt, entsprang, entsprangt, entsprungen)

  1. entspringen (entstehen; wachsen)
    ontstaan; voortkomen
    • ontstaan werkwoord (ontsta, ontstaat, ontstond, ontstonden, ontstaan)
    • voortkomen werkwoord (kom voort, komt voort, kwam voort, kwamen voort, voortgekomen)
  2. entspringen (hervorgehen; entstehen)
    uitkomen; voortkomen uit; ontspringen; ontstaan uit; uitbotten; uitlopen; ontspruiten
    • uitkomen werkwoord (kom uit, komt uit, kwam uit, kwamen uit, uitgekomen)
    • voortkomen uit werkwoord
    • ontspringen werkwoord (ontspring, ontspringt, ontsprong, ontsprongen, ontsprongen)
    • ontstaan uit werkwoord (ontsta uit, ontstaat uit, ontstond uit, ontstonden uit, ontstaan uit)
    • uitbotten werkwoord (bot uit, botte uit, botten uit, uitgebot)
    • uitlopen werkwoord (loop uit, loopt uit, liep uit, liepen uit, uitgelopen)
    • ontspruiten werkwoord (ontspruit, ontsproot, ontsproten, ontsproten)
  3. entspringen (anschwellen; werden; entstehen; )
    oprijzen; rijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
  4. entspringen (ausweichen vor etwas; entweichen; entkommen; )

Conjugations for entspringen:

Präsens
  1. entspringe
  2. entspringst
  3. entspringt
  4. entspringen
  5. entspringt
  6. entspringen
Imperfekt
  1. entsprang
  2. entsprangst
  3. entsprang
  4. entsprangen
  5. entsprangt
  6. entsprangen
Perfekt
  1. bin entsprungen
  2. bist entsprungen
  3. ist entsprungen
  4. sind entsprungen
  5. seid entsprungen
  6. sind entsprungen
1. Konjunktiv [1]
  1. entspringe
  2. entspringest
  3. entspringe
  4. entspringen
  5. entspringet
  6. entspringen
2. Konjunktiv
  1. entspränge
  2. entsprängest
  3. entspränge
  4. entsprängen
  5. entspränget
  6. entsprängen
Futur 1
  1. werde entspringen
  2. wirst entspringen
  3. wird entspringen
  4. werden entspringen
  5. werdet entspringen
  6. werden entspringen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde entspringen
  2. würdest entspringen
  3. würde entspringen
  4. würden entspringen
  5. würdet entspringen
  6. würden entspringen
Diverses
  1. entspring!
  2. entspringt!
  3. entspringen Sie!
  4. entsprungen
  5. entspringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor entspringen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontspringen entspringen; entstehen; hervorgehen
ontspruiten entspringen; entstehen; hervorgehen abstammen; hervorgehen; stammen
ontstaan entspringen; entstehen; wachsen
ontstaan uit entspringen; entstehen; hervorgehen
oprijzen anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen
rijzen anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden anschwellen; ansteigen; anwachsen; aufgehen; aufragen; aufstehen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; gehen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; sicher heben; steigen; treiben; zunehmen
uitbotten entspringen; entstehen; hervorgehen
uitkomen entspringen; entstehen; hervorgehen ans Licht kommen; aufkommen; auskommen; auswirken; eintreffen; entdeckt werden; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; gipfeln; herauskommen; hervorgehen; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; taugen; vorkommen; zur Folge haben
uitlopen entspringen; entstehen; hervorgehen auf etwas hinauslaufen; ausarten
uitwijken voor iets ausreißen; ausweichen vor etwas; entfliehen; entgehen; entkommen; entrinnen; entschlüpfen; entspringen; entweichen; entwischen; fliehen; flüchten
voortkomen entspringen; entstehen; wachsen abstammen; hervorgehen; stammen
voortkomen uit entspringen; entstehen; hervorgehen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "entspringen":


Wiktionary: entspringen


Cross Translation:
FromToVia
entspringen voortkomen originate — to take first existence, have origin
entspringen ontspringen; ontspruiten; ontstaan spring to life — start to exist
entspringen afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen provenirprocéder, venir, dériver, résulter.