Duits

Uitgebreide vertaling voor erdichten (Duits) in het Nederlands

erdichten:

erdichten werkwoord (erdichte, erdichtest, erdichtet, erdichtete, erdichtetet, erdichtet)

  1. erdichten (ausdenken; erfinden; ersinnen; )
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken werkwoord (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten werkwoord (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren werkwoord (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  2. erdichten (simulieren; vortäuschen; sichverstellen; )
    simuleren; fingeren; veinzen; voorwenden
    • simuleren werkwoord (simuleer, simuleert, simuleerde, simuleerden, gesimuleerd)
    • fingeren werkwoord (fingeer, fingeert, fingeerde, fingeerden, gefingeerd)
    • veinzen werkwoord (veins, veinst, veinsde, veinsden, geveinsd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  3. erdichten (beschwindeln; lügen; schwindeln; )
    voorliegen; voorjokken
    • voorliegen werkwoord (lieg voor, liegt voor, loog voor, logen voor, voorgelogen)
    • voorjokken werkwoord (jok voor, jokt voor, jokte voor, jokten voor, voorgejokt)

Conjugations for erdichten:

Präsens
  1. erdichte
  2. erdichtest
  3. erdichtet
  4. erdichten
  5. erdichtet
  6. erdichten
Imperfekt
  1. erdichtete
  2. erdichtetest
  3. erdichtete
  4. erdichteten
  5. erdichtetet
  6. erdichteten
Perfekt
  1. habe erdichtet
  2. hast erdichtet
  3. hat erdichtet
  4. haben erdichtet
  5. habt erdichtet
  6. haben erdichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. erdichte
  2. erdichtest
  3. erdichte
  4. erdichten
  5. erdichtet
  6. erdichten
2. Konjunktiv
  1. erdichtete
  2. erdichtetest
  3. erdichtete
  4. erdichteten
  5. erdichtetet
  6. erdichteten
Futur 1
  1. werde erdichten
  2. wirst erdichten
  3. wird erdichten
  4. werden erdichten
  5. werdet erdichten
  6. werden erdichten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erdichten
  2. würdest erdichten
  3. würde erdichten
  4. würden erdichten
  5. würdet erdichten
  6. würden erdichten
Diverses
  1. erdicht!
  2. erdichtet!
  3. erdichten Sie!
  4. erdichtet
  5. erdichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erdichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fantaseren Phantasieren; Servieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken ausdenken; bedenken; brüten; einen Plan entwerfen; einfallen; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; planen; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
fantaseren ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
fingeren erdichten; erfinden; heucheln; sichverstellen; simulieren; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen
simuleren erdichten; erfinden; heucheln; sichverstellen; simulieren; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen
uitdenken ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken ausknobeln; sich ausdenken
veinzen erdichten; erfinden; heucheln; sichverstellen; simulieren; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen
verdichten ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
verzinnen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen
voorjokken beschwindeln; erdichten; erfinden; ersinnen; fabulieren; lügen; schwindeln
voorliegen beschwindeln; erdichten; erfinden; ersinnen; fabulieren; lügen; schwindeln
voorwenden ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; heucheln; phantasieren; planen; sich ausdenken; sichverstellen; simulieren; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen

Synoniemen voor "erdichten":


Wiktionary: erdichten


Cross Translation:
FromToVia
erdichten bedenken; zich verbeelden; zich voorstellen imaginer — Se représenter quelque chose dans l’esprit.