Duits

Uitgebreide vertaling voor fügen (Duits) in het Nederlands

fügen:

fügen werkwoord (füge, fügst, fügt, fügte, fügtet, gefügt)

  1. fügen (zusammenfügen; koppeln; verbinden; )
    verbinden; koppelen; samenkoppelen
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
    • samenkoppelen werkwoord (koppel samen, koppelt samen, koppelde samen, koppelden samen, samengekoppeld)
  2. fügen (einfügen; einschließen; einlegen)
    invoegen; inleggen; tussenleggen
    • invoegen werkwoord (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)
    • inleggen werkwoord (leg in, legt in, legde in, legden in, ingelegd)
    • tussenleggen werkwoord (leg tussen, legt tussen, legde tussen, legden tussen, tussengelegd)
  3. fügen (unteraus legen; stecken; legen; )
    neerleggen; onderuit halen

Conjugations for fügen:

Präsens
  1. füge
  2. fügst
  3. fügt
  4. fügen
  5. fügt
  6. fügen
Imperfekt
  1. fügte
  2. fügtest
  3. fügte
  4. fügten
  5. fügtet
  6. fügten
Perfekt
  1. habe gefügt
  2. hast gefügt
  3. hat gefügt
  4. haben gefügt
  5. habt gefügt
  6. haben gefügt
1. Konjunktiv [1]
  1. füge
  2. fügest
  3. füge
  4. fügen
  5. füget
  6. fügen
2. Konjunktiv
  1. fügte
  2. fügtest
  3. fügte
  4. fügten
  5. fügtet
  6. fügten
Futur 1
  1. werde fügen
  2. wirst fügen
  3. wird fügen
  4. werden fügen
  5. werdet fügen
  6. werden fügen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fügen
  2. würdest fügen
  3. würde fügen
  4. würden fügen
  5. würdet fügen
  6. würden fügen
Diverses
  1. füge!
  2. fügt!
  3. fügen Sie!
  4. gefügt
  5. fügend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fügen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen Ankuppeln
neerleggen Abschießen; Niederschießen; Totschießen
verbinden verbinden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inleggen einfügen; einlegen; einschließen; fügen einlegen; einmachen; konservieren
invoegen einfügen; einlegen; einschließen; fügen Einfügemodus; Einfügen; auf eine neue Fahrbar wechseln; einblenden; einfuhren; einfügen; einordnen; einschalten; einschieben; einsetzen; einstechen; fugen; hineinstecken; schalten
koppelen aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen Link; Verknüpfen; andocken; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; einlegen; ketten; koppeln; verketten; verknüpfen; zuordnen; zusammenfügen
neerleggen ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; hinterlegen; installieren; lagern; legen; niederlegen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
onderuit halen ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
samenkoppelen aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen
tussenleggen einfügen; einlegen; einschließen; fügen
verbinden aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen anbinden; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anketten; anknöpfen; anlegen; befestigen; binden; dokumentieren; festbinden; festhalten; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; heften; ketten; knoten; schnüren; verankern; verbinden; verketten; verknoten; zusammenbinden; zusammenfügen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen Kopplung; Verlinkung

Synoniemen voor "fügen":


Wiktionary: fügen


Cross Translation:
FromToVia
fügen verenigen; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; koppelen accouplerjoindre deux choses ensemble.
fügen aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

Verwante vertalingen van fügen