Duits

Uitgebreide vertaling voor fordern (Duits) in het Nederlands

fordern:

fordern werkwoord (fordre, forderst, fordert, forderte, fordertet, gefordert)

  1. fordern (anfordern; Anspruch machen auf; einfordern)
    eisen; aanspraak maken op; vorderen; opeisen; rekwireren; opvorderen
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • aanspraak maken op werkwoord
    • vorderen werkwoord (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • opeisen werkwoord (eis op, eist op, eiste op, eisten op, opgeeist)
    • rekwireren werkwoord (rekwireer, rekwireert, rekwireerde, rekwireerden, gerekwireerd)
    • opvorderen werkwoord (vorder op, vordert op, vorderde op, vorderden op, opgevorderd)
  2. fordern (anfragen; beantragen; anfordern; einfordern)
    aanvragen; verzoeken; opvragen; vragen
    • aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
    • opvragen werkwoord (vraag op, vraagt op, vroeg op, vroegen op, opgevraagd)
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
  3. fordern (verlangen; anfordern; einfordern; )
    eisen; vorderen; inmanen; invorderen
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • vorderen werkwoord (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • inmanen werkwoord
    • invorderen werkwoord (vorder in, vordert in, vorderde in, vorderden in, ingevorderd)
  4. fordern (erfordern; anfordern; erheben; einfordern)
    vereisen; verlangen; eisen; vergen
    • vereisen werkwoord (vereis, vereist, vereiste, vereisten, vereist)
    • verlangen werkwoord (verlang, verlangt, verlangde, verlangden, verlangd)
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • vergen werkwoord (verg, vergt, vergde, vergden, gevergd)
  5. fordern (anmahnen; mahnen; auffordern; ermahnen)
    aanmanen; aanmanen tot een verplichting; sommeren; manen
  6. fordern (requisitieren)
    rekwisiteren
    • rekwisiteren werkwoord (rekwisiteer, rekwisiteert, rekwisiteerde, rekwisiteerden, gerekwisiteerd)
  7. fordern (herausfordern; aufrufen; auffordern; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)

Conjugations for fordern:

Präsens
  1. fordre
  2. forderst
  3. fordert
  4. fordern
  5. fordert
  6. fordern
Imperfekt
  1. forderte
  2. fordertest
  3. forderte
  4. forderten
  5. fordertet
  6. forderten
Perfekt
  1. habe gefordert
  2. hast gefordert
  3. hat gefordert
  4. haben gefordert
  5. habt gefordert
  6. haben gefordert
1. Konjunktiv [1]
  1. fordere
  2. forderest
  3. fordere
  4. forderen
  5. forderet
  6. forderen
2. Konjunktiv
  1. forderte
  2. fordertest
  3. forderte
  4. forderten
  5. fordertet
  6. forderten
Futur 1
  1. werde fordern
  2. wirst fordern
  3. wird fordern
  4. werden fordern
  5. werdet fordern
  6. werden fordern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fordern
  2. würdest fordern
  3. würde fordern
  4. würden fordern
  5. würdet fordern
  6. würden fordern
Diverses
  1. fordre!
  2. fordert!
  3. forderen Sie!
  4. gefordert
  5. fordernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fordern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanspraak maken op Anpruch geltend machen auf
aanvragen Anfragen; Anmelden; Anzeigen
opvorderen Anfordern
opvragen Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern
verlangen Begehren; Begierde; Schmachten; Sich sehnen nach; Verlangen; Verlangt; Wunsch
verzoeken Fragen; Versuchen
vorderen Fortschrittemachen
vragen Fragen; Versuchen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmanen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen
aanmanen tot een verplichting anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen
aanspraak maken op Anspruch machen auf; anfordern; einfordern; fordern
aanvragen anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; fordern anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; einen Antrag machen; ersuchen; fragen
eisen Anspruch machen auf; anfordern; einfordern; einziehen; erfordern; erheben; fordern; kommandieren; verlangen beanstanden; klagen; reklamieren; sichbeschweren
inmanen anfordern; einfordern; einziehen; erheben; fordern; kommandieren; verlangen
invorderen anfordern; einfordern; einziehen; erheben; fordern; kommandieren; verlangen
manen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen bestrafen; ermahnen; jemanden anspornen; mahnen; mit Nchdruck daran erinnern; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen
ontbieden auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
opeisen Anspruch machen auf; anfordern; einfordern; fordern
oproepen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
opvorderen Anspruch machen auf; anfordern; einfordern; fordern
opvragen anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; fordern
rekwireren Anspruch machen auf; anfordern; einfordern; fordern
rekwisiteren fordern; requisitieren
sommeren anmahnen; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; ermahnen; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
vereisen anfordern; einfordern; erfordern; erheben; fordern
vergen anfordern; einfordern; erfordern; erheben; fordern
verlangen anfordern; einfordern; erfordern; erheben; fordern begehren; erwarten; herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen; verlangen; wünschen
verzoeken anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; fordern anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; einen Antrag machen; ersuchen; flehen; fragen
vorderen Anspruch machen auf; anfordern; einfordern; einziehen; erheben; fordern; kommandieren; verlangen aufarbeiten; aufbringen; herauftragen; hinaufbringen; hinaufführen; verbesseren; vorwärtskommen; weiterkommen
vragen anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; fordern anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; eine Frage stellen; einen Antrag machen; ersuchen; flehen; fragen

Synoniemen voor "fordern":


Wiktionary: fordern

fordern
verb
  1. etwas (von jemandem) verlangen
fordern
verb
  1. eisen dat iets of iemand waarop men recht heeft, wordt overgegeven
  2. als noodzakelijke voorwaarde hebben

Cross Translation:
FromToVia
fordern eisen; opeisen; rekenen; vereisen; vergen; voorschrijven; vorderen; inroepen; verzoeken; vragen; aanvragen; bestellen demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.