Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal greinen

Vertaal greinen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. greinen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor greinen (Duits) in het Nederlands

greinen:

greinen werkwoord (greine, greinst, greint, greinte, greintet, gegreint)

  1. greinen (flennen)
    huilen; snotteren; snikken; grienen; janken
    • huilen werkwoord (huil, huilt, huilde, huilden, gehuild)
    • snotteren werkwoord (snotter, snottert, snotterde, snotterden, gesnotterd)
    • snikken werkwoord (snik, snikt, snikte, snikten, gesnikt)
    • grienen werkwoord (grien, grient, griende, grienden, gegriend)
    • janken werkwoord (jank, jankt, jankte, jankten, gejankt)
  2. greinen (schluchzen; schreien; heulen; )
    janken; snikken
    • janken werkwoord (jank, jankt, jankte, jankten, gejankt)
    • snikken werkwoord (snik, snikt, snikte, snikten, gesnikt)
  3. greinen (grübeln; sichgrämen; trotzen; )
    een pruillip trekken; bouderen; pruilen
  4. greinen (sichekligbenehmen; jammern; nörgeln; )
    etteren; zeiken; klieren; griepen
    • etteren werkwoord (etter, ettert, etterde, etterden, geëtterd)
    • zeiken werkwoord (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)
    • griepen werkwoord

Conjugations for greinen:

Präsens
  1. greine
  2. greinst
  3. greint
  4. greinen
  5. greint
  6. greinen
Imperfekt
  1. greinte
  2. greintest
  3. greinte
  4. greinten
  5. greintet
  6. greinten
Perfekt
  1. habe gegreint
  2. hast gegreint
  3. hat gegreint
  4. haben gegreint
  5. habt gegreint
  6. haben gegreint
1. Konjunktiv [1]
  1. greine
  2. greinest
  3. greine
  4. greinen
  5. greinet
  6. greinen
2. Konjunktiv
  1. greinte
  2. greintest
  3. greinte
  4. greinten
  5. greintet
  6. greinten
Futur 1
  1. werde greinen
  2. wirst greinen
  3. wird greinen
  4. werden greinen
  5. werdet greinen
  6. werden greinen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde greinen
  2. würdest greinen
  3. würde greinen
  4. würden greinen
  5. würdet greinen
  6. würden greinen
Diverses
  1. greine!
  2. greint!
  3. greinen Sie!
  5. gegreint
  6. greinend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor greinen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeiken Harnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouderen greinen; grübeln; maulen; schmollen; sichgrämen; sichsorgen; trotzen
een pruillip trekken greinen; grübeln; maulen; schmollen; sichgrämen; sichsorgen; trotzen
etteren eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken eitern; nerven
grienen flennen; greinen
griepen eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
huilen flennen; greinen brüllen; flennen; heulen; jammern; kreischen; plärren; schreien; tränen; wehklagen; weinen
janken flennen; greinen; herausschreien; heulen; plärren; schluchzen; schreien brüllen; flennen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kreischen; lautauf schreien; plärren; schreien; toben; weinen
klieren eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
pruilen greinen; grübeln; maulen; schmollen; sichgrämen; sichsorgen; trotzen
snikken flennen; greinen; herausschreien; heulen; plärren; schluchzen; schreien
snotteren flennen; greinen flennen; heulen; rotzen
zeiken eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken zaudern; zweifeln; zügern

Synoniemen voor "greinen":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0480 seconde
Page rendered in 1.0 seconds