Duits

Uitgebreide vertaling voor herbeirufen (Duits) in het Nederlands

herbeirufen:

herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)

  1. herbeirufen (herausfordern; aufrufen; auffordern; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
  2. herbeirufen (mit einbeziehen; herüberholen; herbeiziehen)
    bijhalen
    • bijhalen werkwoord (haal bij, haalt bij, haalde bij, haalden bij, bijgehaald)
  3. herbeirufen (einrufen; anrufen)
    aanroepen; inroepen; inviteren
    • aanroepen werkwoord (roep aan, roept aan, riep aan, riepen aan, aangeroepen)
    • inroepen werkwoord (roep in, roept in, riep in, riepen in, ingeroepen)
    • inviteren werkwoord (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)
  4. herbeirufen (hereinrufen; anrufen)
    inroepen
    • inroepen werkwoord (roep in, roept in, riep in, riepen in, ingeroepen)
  5. herbeirufen (zuziehen; rufen)
    erbij halen; erbij roepen
    • erbij halen werkwoord (haal erbij, haalt erbij, haalde erbij, haalden erbij, erbij gehaald)
    • erbij roepen werkwoord (roep erbij, roept erbij, riep erbij, riepen erbij, erbij geroepen)
  6. herbeirufen (vor Gericht laden; tagen; einberufen; )
  7. herbeirufen (kommen lassen; aufrufen; vorladen; )
    oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
    • laten komen werkwoord (laat komen, liet komen, lieten komen, laten komen)

Conjugations for herbeirufen:

Präsens
  1. rufe herbei
  2. rufst herbei
  3. ruft herbei
  4. rufen herbei
  5. ruft herbei
  6. rufen herbei
Imperfekt
  1. rief herbei
  2. riefst herbei
  3. rief herbei
  4. riefen herbei
  5. rieft herbei
  6. riefen herbei
Perfekt
  1. habe herbeigerufen
  2. hast herbeigerufen
  3. hat herbeigerufen
  4. haben herbeigerufen
  5. habt herbeigerufen
  6. haben herbeigerufen
1. Konjunktiv [1]
  1. herbeirufe
  2. herbeirufest
  3. herbeirufe
  4. herbeirufen
  5. herbeirufet
  6. herbeirufen
2. Konjunktiv
  1. herbeiriefe
  2. herbeiriefest
  3. herbeiriefe
  4. herbeiriefen
  5. herbeiriefet
  6. herbeiriefen
Futur 1
  1. werde herbeirufen
  2. wirst herbeirufen
  3. wird herbeirufen
  4. werden herbeirufen
  5. werdet herbeirufen
  6. werden herbeirufen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde herbeirufen
  2. würdest herbeirufen
  3. würde herbeirufen
  4. würden herbeirufen
  5. würdet herbeirufen
  6. würden herbeirufen
Diverses
  1. ruefe herbei!
  2. ruft herbei!
  3. rufen Sie herbei!
  4. herbeigerufen
  5. herbeirufend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor herbeirufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroepen Ansprechen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroepen anrufen; einrufen; herbeirufen anreden; anrufen; ansprechen; aufrufen; rufen; zurufen
bijhalen herbeirufen; herbeiziehen; herüberholen; mit einbeziehen
dagen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen dämmern; tagen
erbij halen herbeirufen; rufen; zuziehen
erbij roepen herbeirufen; rufen; zuziehen
inroepen anrufen; einrufen; herbeirufen; hereinrufen
inviteren anrufen; einrufen; herbeirufen einladen; engagieren
laten komen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
ontbieden aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen
oproepen aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen
sommeren auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen
tevoorschijn roepen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
voor het gerecht dagen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
voor het gerecht ontbieden auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
voor het gerecht roepen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen

Wiktionary: herbeirufen


Cross Translation:
FromToVia
herbeirufen roepen call — to request, summon, or beckon
herbeirufen oproepen conjure — To summon up using supernatural power
herbeirufen dagvaarden convene — to summon judicially to meet or appear
herbeirufen ontbieden summon — to ask someone to come