Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. jemand etwas zuschicken:


Duits

Uitgebreide vertaling voor jemand etwas zuschicken (Duits) in het Nederlands

jemand etwas zuschicken:

jemand etwas zuschicken werkwoord

  1. jemand etwas zuschicken
    zenden; opsturen; toezenden; iem. iets sturen; posten; overmaken; doen toekomen
    • zenden werkwoord (zend, zendt, zond, zonden, gezonden)
    • opsturen werkwoord (stuur op, stuurt op, stuurde op, stuurden op, opgestuurd)
    • toezenden werkwoord (zend toe, zendt toe, zond toe, zonden toe, toegezonden)
    • iem. iets sturen werkwoord
    • posten werkwoord (post, postte, postten, gepost)
    • overmaken werkwoord (maak over, maakt over, maakte over, maakten over, overgemaakt)
    • doen toekomen werkwoord

Vertaal Matrix voor jemand etwas zuschicken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
posten Abschicken; Absenden; Postzustellung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doen toekomen jemand etwas zuschicken
iem. iets sturen jemand etwas zuschicken
opsturen jemand etwas zuschicken abschicken; absenden; einschicken; einsenden; schicken; verschicken; versenden; wegschicken; wegsenden; zum Versand bringen; zusenden
overmaken jemand etwas zuschicken
posten jemand etwas zuschicken abschicken; absenden; aufgeben; aufstellen; bereitstellen; deponieren; einschicken; einsenden; einsetzen; einstecken; einwerfen; installieren; plazieren; posten; postieren; schicken; stellen; verschicken; versenden; wegschicken; wegsenden; zum Versand bringen; zusenden
toezenden jemand etwas zuschicken abschicken; absenden; einschicken; einsenden; schicken; verschicken; versenden; wegschicken; wegsenden; zum Versand bringen; zusenden
zenden jemand etwas zuschicken abschicken; ausstrahlen; fahren; lenken; senden; steuern; verschicken

Verwante vertalingen van jemand etwas zuschicken