Duits

Uitgebreide vertaling voor konstruieren (Duits) in het Nederlands

konstruieren:

konstruieren werkwoord (konstruiere, konstruierst, konstruiert, konstruierte, konstruiertet, konstruiert)

  1. konstruieren (aufbauen; bauen; gründen; )
    bouwen; construeren
    • bouwen werkwoord (bouw, bouwt, bouwde, bouwden, gebouwd)
    • construeren werkwoord (construeer, construeert, construeerde, construeerden, geconstrueerd)
  2. konstruieren (entwerfen; entwickeln; kreieren; hervorbringen; erfinden)
    ontwerpen
    • ontwerpen werkwoord (ontwerp, ontwerpt, ontwierp, ontwierpen, ontworpen)
  3. konstruieren (ins Leben rufen; machen; produzieren; )
    maken; scheppen; in het leven roepen
    • maken werkwoord (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)
    • scheppen werkwoord (schep, schept, schepte, schepten, geschept)
    • in het leven roepen werkwoord (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)

Conjugations for konstruieren:

Präsens
  1. konstruiere
  2. konstruierst
  3. konstruiert
  4. konstruieren
  5. konstruiert
  6. konstruieren
Imperfekt
  1. konstruierte
  2. konstruiertest
  3. konstruierte
  4. konstruierten
  5. konstruiertet
  6. konstruierten
Perfekt
  1. habe konstruiert
  2. hast konstruiert
  3. hat konstruiert
  4. haben konstruiert
  5. habt konstruiert
  6. haben konstruiert
1. Konjunktiv [1]
  1. konstruiere
  2. konstruierest
  3. konstruiere
  4. konstruieren
  5. konstruieret
  6. konstruieren
2. Konjunktiv
  1. konstruierte
  2. konstruiertest
  3. konstruierte
  4. konstruierten
  5. konstruiertet
  6. konstruierten
Futur 1
  1. werde konstruieren
  2. wirst konstruieren
  3. wird konstruieren
  4. werden konstruieren
  5. werdet konstruieren
  6. werden konstruieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde konstruieren
  2. würdest konstruieren
  3. würde konstruieren
  4. würden konstruieren
  5. würdet konstruieren
  6. würden konstruieren
Diverses
  1. konstruier!
  2. konstruiert!
  3. konstruieren Sie!
  4. konstruiert
  5. konstruierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor konstruieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
maken Anfertigen; Anfertigung; Erzeugung; Herstellen; Herstellung; Kreieren; Verfertigung
scheppen Anfertigen; Anfertigung; Herstellung; Kreieren; Schaufeln; Spaten; Verfertigung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouwen aufbauen; aufführen; aufrichten; aufrücken; aufstellen; aufziehen; bauen; begründen; erbauen; errichten; etablieren; gründen; hissen; konstruieren; setzen; starten; steigen; wallen aufbauen; aufstellen; bauen; errichten
construeren aufbauen; aufführen; aufrichten; aufrücken; aufstellen; aufziehen; bauen; begründen; erbauen; errichten; etablieren; gründen; hissen; konstruieren; setzen; starten; steigen; wallen
in het leven roepen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen
maken anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen anfertigen; ausbessern; bearbeiten; bilden; deichseln; entwickeln; erneuern; erstellen; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; fixen; flicken; formen; gestalten; gutmachen; heranbilden; herstellen; hinkriegen; innovieren; kneten; machen; modellieren; montieren; produzieren; reparieren; restaurieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; zeugen
ontwerpen entwerfen; entwickeln; erfinden; hervorbringen; konstruieren; kreieren
scheppen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen aufgraben; ausgraben; graben; löffeln; schaufeln; schöpfen

Synoniemen voor "konstruieren":