Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. reif:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor reif (Duits) in het Nederlands

reif:

reif bijvoeglijk naamwoord

  1. reif (ausgetragen)
    voldragen; rijp

Vertaal Matrix voor reif:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rijp Rauhreif; Reif
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voldragen austragen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rijp ausgetragen; reif
voldragen ausgetragen; reif

Synoniemen voor "reif":


Wiktionary: reif

reif
adjective
  1. so, dass man es essen oder verwerten kann
reif
adjective
  1. tot volwassenheid gekomen zijnde

Cross Translation:
FromToVia
reif rijp ripe — ready for reaping or gathering, of fruits and seeds
reif groot; volgroeid; volwassen; belegen; bezonken; rijp mûr — Qui a atteint son plein développement. (Sens général).